Wanneer de Fransen in Kampala een middag voor de kinderen organiseren, is er competitie, geen compassie.
Met beleefd geduld staat het mannetje in een rij tot hij aan de beurt is voor het blikwerpen. Opnieuw voor het zaklopen. Toen hij een jaar geleden op de internationale school in een rij moest opstellen om onder acacia’s en palmen door naar het dagelijks praatje van de headteacher te lopen, brak hij steeds uit, geplaagd door anti-autoritair Amsterdams dna.
Vandaag is in Kampala de dag van de francophonie. De Fransen hebben een veld afgehuurd en spelen er spelen waarvan wij dachten dat ze oud-Hollands waren. Mijn kleuter is ernstig over wat is bedoeld voor de lol. Er staat dan ook wat op het spel. Wie alle blikken omgooit of de zaklooprace wint, krijgt een muntje. En drie munten zijn een prijs op de cadeautafel.
Hij begint met hoepels gooien. “Verder weg staan”, zegt de Franse mevrouw. De eerste vijf ringen komen niet in de buurt van de paal. De laatste tolt op de rand en valt ernaast. Blij dat het zo goed als raak was, loopt een open hand naar de mevrouw met de munten.
Ze lacht hard en zonder genade. “Je hebt er toch geen omheen gegooid?”
Kleutermans staat in de rij voor het eendjesvissen. Na vijf minuten hengelen neemt een Française hem de stok af. “Volgende keer meer geluk.” Hij sluit aan voor blikwerpen, met een bedrukt snoetje nu. Hij gooit drie ballen, fantastische worp, maar één blik blijft op tafel achter. Geen munt.
Mijn vrolijke rooie laat het hoofd een beetje hangen.
Het klopt toch niet? Het klopt niet. Wat telt is dat je je best doet. En hij had zijn stinkende best gedaan. Hier wordt hardvochtig gespot met een pedagogisch geloofsartikel.
Het beste vriendje stapt in een juten zak voor de race. Die gaat zijn derde muntje scoren. In overdrive zoek ik een reden om dit veld onmiddellijk te verlaten – anders dan ‘ik ga mijn kind deze vernedering besparen’.
‘Mijn baby steelt eenden uit het hengelbad.’ Nee. ‘Ze trekt luier uit en rok omhoog om in d’r blote ‘mimi’ weg te rennen.’ Ook niet sterk. Dan komt de verlossing van boven. Een bliksemflits. Dikke druppels. Ik roep: “Rennen naar de auto!”
Niet eerder dronken we thuis oranje Fanta. We eten chips en we dansen wild. Ik geef het ventje gelijk. “Heel onaardig waren ze.”
**
Tough met te weinig love verscheen als column in Internationale Samenwerking, mei 2008