# 88 CHANGE: Ontwikkelingshulp in verkiezingstijd, 30 mei 2010

CHANGE; het woord kan niet meer gezegd zonder de lading die Barack Obama het gaf: een belofte, een ideaal dat het waard is om met de grootste inzet voor te strijden. Al is de politieke werkelijkheid weerbarstig en staan tussen droom en daad wetten in de weg (en praktische bezware), Obama zette in op fundamentele verandering.

Nadat de WRR met Minder pretentie, meer ambitie haar rapport over ontwikkelingssamenwerking presenteerde, schreef ik een van de auteurs dat een radicale verandering van de hulppraktijk onoverkomelijk was geworden. Daar was de coauteur minder zeker van: “Als het op daadwerkelijke veranderingen aankomt, geven velen niet thuis. Liefst wil iedereen het bij het oude houden.” Even later schreef de onderzoeker: “Jeetje, wat is dit een taaie sector.”

Drie maanden later lees ik de verkiezingsprogramma’s van politieke partijen. Hoe heeft het debat over hulp de agenda beïnvloed? Het CDA nadert het WRR-rapport het dichtst. Het bepleit aandacht voor “mondiale vraagstukken”die “vragen om een gezamenlijke aanpak” voor “duurzaam beheer van klimaat, veiligheid, voedselvoorziening….” Dat klinkt goed, maar hoe geloofwaardig nadat Gerda Verburg het inkomen van vissers zwaarder liet wegen dan uitstervende vissoorten? Het CDA zegt de ontwikkelingshulpsector te willen ‘professionaliseren’. Interessant, maar wat houdt dat in?

De VVD is over hulp het meest duidelijk: alle kaarten op de private sector. Help arme landen financiële systemen opzetten zodat ontwikkelingslanden meer belasting kunnen ophalen. Het budget voor hulp kan gehalveerd. Hierbij lijkt de wens om op hulp te bezuinigen, de vader van de gedachte dat alle heil van de private sector komt.

Alleen GroenLinks integreert hulp in haar totale politieke project met ‘Nederland Wereldland’. Onze transformatie naar een groene economie beschermt arme landen tegen nadelige gevolgen van klimaatverandering, én helpt Afrika de hinkstapsprong te maken van houtskoolvuur naar groene stroom. Ook voor GroenLinks is belasting belangrijk. Maar dan vooral in de zin dat multinationals ook in arme landen belasting moeten betalen.

De PvdA geeft een puur morele motivatie voor hulp: “De Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen (MDG’s) zijn de praktische vertaling van de universele mensenrechten. Wij steunen deze doelstellingen onvoorwaardelijk.” Omdat we ‘moreel verantwoordelijk’ zijn voor de MDG’s, moet ontwikkelingssamenwerking worden ‘gemoderniseerd’.

De belangrijkste vraag – hoe dan? – wordt niet gesteld. Dan volgt een opsomming van plannen die door veelvuldig gebruik wat vaal schijnen (eerlijker handelsbeleid, internationale heffing op financiële transacties) en de verzekering dat Nederland ‘een kritische politieke dialoog’ niet schuwt: “Goed bestuur is cruciaal, corruptie bestrijden we en versnippering gaan we tegen.”

Meende ik nou dat de urgentie onontkoombaar was? Na William Easterly, Linda Polman, Dambisa Moyo en dus dat monumentale WRR-rapport, leek duidelijk dat ontwikkelingssamenwerking een intellectuele crisis doormaakt. Onder hulpverleners in Afrika overheerst het gevoel te falen. Aan de borreltafel werd de legitimiteit van hulp al langer betwist.

Toch schrijft behalve de VVD geen enkele partij dat onze huidige hulp vaak niet werkt. Bij de PvdA, traditioneel grootste pleitbezorger van hulp en grootste machtsfactor in ontwikkelingsbeleid, ontbreekt elk spoor van twijfel en (zelf)reflectie. Nu zijn het alleen degenen die af willen van hulp, die pleiten voor fundamentele verandering. Terwijl juist mensen met een hart voor armen moeten nadenken over hoe hen daadwerkelijk te helpen.

Maar nergens klinkt de notie van CHANGE zoals Obama dat bedoelde: onze idealen dwingen ons tot een verandering die moed vraagt. Daarmee worden de idealen gratuit. Een verhaal over de toekomst van de hulp wordt een verhaal over de vraag of hulp wel een toekomst heeft. Het antwoord is ‘nee’ als hulp gegijzeld blijft door mensen die wel politieke macht hebben, maar geen verstand van Afrika.

Afrika is zo ontzettend zichzelf. Het onttrekt zich aan de wetmatigheden van de ‘open samenleving’ omdat achter de façade van de democratie een heel ander systeem, een gesloten patronagesysteem, schuilgaat.
Neem corruptie. Wanneer de PvdA corruptie wil bestrijden, dan wil ze een onwettige transactie van geld uitbannen. Die transactie heb je in het groot en in het klein. Corruptie ‘big time’ is diefstal uit de staatskas door de politieke elite. En ‘petty’ corruptie: smeergeld dat overal moet worden betaald.

De PvdA ziet corruptie als een ziekte die moet worden bestreden, een uitwas. De Oegandese commentator Andrew Mwenda betwist dat corruptie een ongeluk is. Mwenda: “Corruptie is het systeem.”
Daar komt bij dat corruptie in de vorm van geld schuiven, niet meer is dan het topje van de ijsberg, zo stelt een essay uitgegeven door de Wereldbank (Silent and lethal. How quiet corruption undermines Africa’s development efforts). Genegeerd wordt de grote massa ‘stille corruptie’. Hierbij gaat het niet om geld, maar om het niet verlenen van publieke diensten. Dat is: leraren die niet voor de klas staan, of leraren die niet hun best doen goed les te geven, dokters en zusters afwezig in de staatskliniek, de medicijnen die ontbreken, de bouwinspecteur die niet goed inspecteert.

De omvang van deze ‘stille corruptie’ is volgens de Wereldbank gigantisch. De gevolgen voor ontwikkeling zijn desastreus. Vier van de vijf kinderen die in Tanzania sterven aan malaria, zochten medische hulp in een gezondheidscentrum. Door het ontbreken van artsen, diagnostisch materiaal en medicijnen, leidt ‘stille corruptie’ tot deze schokkende statistiek.

Het verhaal over stille corruptie – prachtige term voor een onbenoemd verschijnsel dat ontwikkeling in bijvoorbeeld Oeganda frustreert – voert naar een paar stevige conclusies. 1. Het laat zien hoe de elite geen belang hecht aan de ontwikkeling van de massa. 2. Het laat zien hoe de massa weinig eisen stelt aan goed bestuur. 3, het . Het laat zien dat de massa zelf meer geïnteresseerd is in de vruchten van stille corruptie, dan in de vruchten van goede publieke diensten.

René Grotenhuis, directeur van Cordaid, heeft een mooi woord voor de bron van onze falende hulp: we hebben een ‘gevolgenagenda’ zegt hij in zijn boek Over grenzen heen. Pas wanneer we de oorzaken van armoede gaan begrijpen, kunnen we de allerarmsten pas echt helpen.

Daarvoor is CHANGE onontkoombaar. De hulpsector moet de oorzaken van armoede als uitgangspunt nemen voor zijn interventies – ook als daarmee institutionele belangen in het geding zijn. Dat lukt alleen wanneer iedere professional enkele jaren in Afrika heeft geleefd – omdat hij dat andere systeem van binnenuit en ten diepste moet begrijpen. Opdat we op lange termijn een duwtje in de goede richting kunnen geven: het openbreken van de gesloten patronagesamenlevingen met 1,4 miljard gevangenen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *