Ontwikkelingssamenwerking zit in een diepe crisis. Tegelijkertijd schreeuwen reële problemen om oplossingen: de opwarming van de aarde, ontbossing en het leegvissen van de oceanen vereisen ingrijpen. Eén miljard mensen willen zich ontworstelen aan vernederend diepe armoede. Persoonlijk vind ik dat Nederland daarin een rol moet spelen. Maar waar het gaat om ontwikkelingssamenwerking, kan dat alleen als we Afrika beter begrijpen.
Daar schrijf ik over. Ik ben niet tegen hulp, het moet alleen anders en beter. Realistischer en daardoor effectiever. De hulpsector ervaart een staat van beleg, maar er is geen verdediging. Er is geen overtuigend verhaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Waarom willen we Wat bereiken en vooral ook: Hoe? Alleen door een open debat kunnen we onze internationale samenwerking opnieuw vorm geven. Mijn in NRC Handelsblad gepubliceerde artikelen over ontwikkelingssamenwerking (21 maart 2009: ‘Gratis onderwijs en gezondheidszorg zijn slecht voor Oeganda’ en 28 november 2009: ‘Ontwikkelingshulp sluit vaak de ogen voor de ongemakkelijke waarheden van Afrika’) zijn een aanzet tot die hoognodige, fundamentele discussie.
Zonder een open en confronterend debat, is de hulp verloren – er zijn intussen genoeg krachten die ontwikkelingssamenwerking om zeep willen helpen. Maar BZ wil geen debat. In plaats van met open blik te kijken naar wat er feitelijk aan de hand is, gooit Buitenlandse Zaken de luiken dicht. Het overleven van de organisatie gaat voor alles. Wie aan die missie te weinig loyaal wordt gevonden, moet weg – ook als dat geldt voor partners van diplomaten, zoals ik.
Nu de feiten: Mijn man werkt bij BZ sinds 1997, met een tussenpoos van 3 jaar. Hij deed in 1997 het diplomatenklasje – net als ik; daar bloeide de liefde op. Hij is de macro-econoom van de Nederlandse ambassade in Kampala. Afgelopen 3 jaar werkte hij als Task Teamleader aan de zgn ‘Joint Budget Support’-operatie, een ingewikkeld politiek en economisch-technisch proces waarbij alle begrotingssteun aan Oeganda (incl Wereldbank en EU) als één pakket wordt gegeven op basis van één set voorwaarden. Als Task Teamleader heeft hij dat tot een succes gemaakt – onderschrijven alle andere donoren, de WB en het IMF incluis (in emails vastgelegd). Volgens vriend en vijand heeft hij een helse klus geklaard. BZ beloonde zijn werk onlangs met een bonus. Met andere woorden: het is moeilijk vol te houden dat het aan gebrek aan professionaliteit of kwaliteit ligt dat per 1 september 2010 zijn contract niet wordt verlengd.
Officieel zegt BZ: dit contract wordt niet verlengd vanwege bezuiniging (’taakstelling’). Onderhands is meerdere malen en door verschillende mensen gezegd dat zijn contract niet wordt verlengd als gevolg van mijn artikelen in NRC Handelsblad. Mijn man is met omwegen te verstaan gegeven dat ze hem niet willen hebben als ze zijn vrouw erbij krijgen.
Maxime Verhagen reageerde op Twitter: “Gecheckt: is onzin. Zijn tijdelijk contract loopt in september af, kunnen vanwege bezuinigingen bijna nergens worden verlengd.”
Maar Verhagen heeft de schijn tegen. Eerder al, in 2007, heeft BZ geprobeerd mij het werk te beletten. Na een kritische opmerking over president Museveni in Vrij Nederland, werd ik bij BZ ontboden. Mijn werk was illegaal, vond het departement; er was immers geen overeenkomst met de Oegandese regering over werkvergunningen voor vrouwen van diplomaten. Die stelling was onhoudbaar; ik werk voor NLse opdrachtgevers. Natuurlijk had ik een persaccreditatie. Toen heb ik een document ondertekend waarin staat dat ik geen interne informatie mocht gebruiken (logisch – die scheiding heb ik altijd strikt en streng gehanteerd). Bij geval van twijfel, zo staat er, is het aan mij om te bewijzen dat ik geen interne bronnen heb gebruikt – wat een omkering van de bewijslast is: schuldig tot je het tegendeel hebt bewezen. Aan die afspraak heb ik mij altijd gehouden.
Toen ik afgelopen oktober in Kampala opnames maakte voor de VPRO Tegenlicht-film …EN WAT ALS WE DE HULP STOPPEN? weigerde BZ de VPRO toestemming om enkele medewerkers van de ambassade door mij te laten interviewen.
Naar aanleiding van het NRC-stuk van 28 november schreef de woordvoerder van minister Koenders gisteren (4 dec) per email: “Ik heb het stuk inmiddels gelezen en dat verdient een serieuze repliek. Ik heb daar op zich geen enkele moeite mee, maar we worden het niet eens over jouw beroep op onafhankelijkheid. Dat blijft natuurlijk ingewikkeld als partner van iemand die op een ambassade werkt. Dat heeft niets met vrijheid van meningsuiting te maken of gevoeligheden op het departement, maar vooral mijns inziens dat je een balans moet weten te vinden tussen je taakopvatting als journalist en de rechten en plichten die je als partner van een ambassademedewerker hebt.”
Over rechten en plichten als partner van een diplomaat heb ik echter nooit iets gehoord of gelezen. Zou BZ in 2006 mijn man deze baan hebben aangeboden met de mededeling dat ik mijn vak als journalist niet zou kunnen uitoefenen, hadden we voor zijn baan bedankt.
Zoals Paul Scheffer een ongemakkelijke waarheid vertelde over de multiculturele samenleving, zo vertellen mijn stukken een ongemakkelijke waarheid over hulp. Scheffer werd verketterd. Opmerkelijk is dat progressieve mensen als minister Koenders en zijn topambtenaren niet hebben geleerd van het multiculturele drama. Juist de verdedigers van de AOW, de multiculturele samenleving, Europa en ontwikkelingshulp, moeten de eersten zijn om misbruik, moeilijkheden en falen aan de kaak te stellen.
In plaats van een eerlijk en open debat te voeren, probeert Buitenlandse Zaken mij te beletten onafhankelijke journalistiek te bedrijven. Wanneer we als Nederland hulp geven aan Afrikaanse landen, eisen we van hun leiders dat ze de persvrijheid respecteren – ook als dat soms ongemakkelijk is. Het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken neemt represailles voor stukken die hem niet aanstaan – en ondermijnt zo de persvrijheid.