Op zoek naar de verloren tijd, NRC Handelsblad, 13 november 2009

Recensie Andrew Rice: The teeth may smile but the heart does not forget. Murder and Memory in Uganda.

 

Dit grote verhaal over Oeganda begint klein, met de autosleutel van een witte Volkswagen Kever. Bijna dertig jaar lag de reservebos bij Duncan Laki in een la. Zo nu en dan keek hij ernaar en dacht aan zijn vader. Die Volkswagen was begin jaren zeventig meer geweest dan een van de eerste auto’s in West-Oeganda. Het was het bewijs dat het weeskind Eliphaz Laki een man van aanzien was geworden, een districtshoofd. Hij werd in 1972 door Idi Amins soldaten opgehaald. Nadat hij in zijn Kever achter de militairen was aangereden, heeft niemand Eliphaz Laki meer gezien. Er werd niet over de verdwenen chief gesproken, zelfs thuis niet. „Iedereen kan een spion van Amin zijn”, schreeuwde Laki’s vrouw tegen haar kinderen. „De boerenknecht, de dorpelingen met een mok bananenbier voor hun neus.” Maar Duncan Laki zwoer dat hij hun vader en diens kostbare auto ooit zou opsporen.

De Amerikaanse journalist Andrew Rice doet verslag van de zoektocht naar de moordenaars van Eliphaz (zeg: Elfas) Laki, maar bereikt veel meer dan dat. Hij laveert door de geschiedenis van het moderne Oeganda – van de Duitse dokter bekend als Emin Pasja die in 1877 met zijn stoomboot de Nijl afzakt en in noordwest-Oeganda een leger van ‘Soedanezen’ sticht, tot aan de onttakeling van Yoweri Museveni, de bevrijdingsstrijder die al 23 jaar president is. Alleen dat al maakt The teeth may smile but the heart does not forget een belangrijk boek. Want als er iets opvalt aan Afrika’s geschiedschrijving, dan is dat hoe bar weinig ervan is. Zo is Ethiopië onderwerp van reis- en fotogidsen. Een boek dat onderzoekt hoe Ethiopiës politieke klasse miljoenen mensen richting hongersdood loodst – zoals nu weer– is niet te vinden. Over het conflict dat Afrika’s Eerste Wereldoorlog wordt genoemd: de oorlog in Congo, bestond nog helemaal geen historische analyse, totdat Gerard Prunier afgelopen jaar zijn imposante Africa’s World War publiceerde. Ga na wat er over Europa’s wereldoorlogen is en wordt geschreven. En Obama was nog geen president of al onderwerp van eigentijdse geschiedschrijving. Over Afrika wordt niet zoveel uitgezocht en opgeschreven.

De zwaarte van dat gemis doet zich onmiddellijk voelen. Rice, voormalig correspondent voor The Economist en The New York Times Magazine, laat zien hoeveel het verleden zegt over het heden. Want hoe kon de ruzie tussen president Museveni en de koning van Boeganda afgelopen september zodanig uit de hand lopen dat er 27 mensen zijn doodgeschoten? En wat moet er gebeuren met Joseph Kony? De leider van het Verzetsleger van de Heer ontvoerde tienduizenden kinderen en dwong ze tot wreedheden die het voorstellingsvermogen te boven gaan. Moet de aanstichter worden berecht in Den Haag? Of wil Oeganda zich met Kony verzoenen – door te vergeten?
De moord op Eliphaz Laki leek vergeten, net als Idi Amin Dada’s andere slachtoffers, naar schatting tussen de 100 duizend en 300 duizend mensen. Niet per ongeluk vergeten. Hoewel dit een tijdperk lijkt is van waarheidscommissies en een Internationaal Strafhof, heeft Oeganda zijn gewelddadige geschiedenis voltooid verleden tijd verklaard. Oeganda’s waarheid en wonden zijn bedekt met een lappendeken die vrede heet.

Omwille van die vrede werd gezwegen. Totdat de zoon, Duncan Laki, als advocaat kwam te werken bij de motorvoertuigenregistratie in Kampala. Tien jaar geleden vond hij daar, tussen stapels vergruizend papier, het dossier van kenteken UYO-010. Laki huurt dan een privédetective en gaat op zoek naar Mohammed Anyule, de laatste eigenaar van zijn vaders Kever. Deze moslim uit het noorden wordt getraceerd en opgepakt. Niet Anyule, een legerchauffeur, had Laki op 22 september 1972 de kogel door de nek geschoten. Dat was sergeant Nasur Gille geweest. En die legt, zoals soldaten na oorlogstijd plegen te doen, de schuld bij zijn meerdere, bij Yusuf Gowon, generaal en rechterhand van de dictator.

Dertig jaar na diens dood is Oeganda in 2002 bereid Eliphaz Laki recht doen. De drie noorderlingen worden aangeklaagd voor moord. Laki’s stoffelijke resten worden opgegraven en herbegraven in zijn geboortegrond in het westen, het vroegere koninkrijk van de Ankole. Andrew Rice illustreert zijn verhaal met foto’s; vader en zoon Laki krijgen een gezicht, evenals de verdachten. Zo zien we hoe president Yoweri Museveni aarde gooit op de kist van Eliphaz Laki.  Museveni heeft zijn leven aan Laki te danken. Laki verloor het zijne omdat hij in 1971 rebellenleider Museveni hielp ontsnappen naar Tanzania. De zaak-Laki is voor de huidige president niet ongevaarlijk. Die hoort liever geen verhalen van en over verzetsstrijders. ‘Als president heeft Yoweri Museveni er nauwlettend op toegezien dat de toenmalige mythe van hem als immer vastberaden verzetsleider in stand bleef.’ Daar komt bij dat een veroordeling van een kopstuk uit Amins regime vloekt met Museveni’s verzoeningspolitiek, die mannen als generaal Gowon uit Congo heeft teruggehaald.

Hoewel beiden Banyankole, waren de generatiegenoten Yoweri Museveni en Eliphaz Laki van een verschillende stam – als je dat nog zo mag noemen. Want Rice schetst de genealogie van Oeganda’s belangrijkste bevolkingsgroepen ook om te laten zien dat verschillende stammen of etniciteiten eigenlijk niet zulke strikt onderscheiden categorieën waren – tot de blanken scherpe lijnen trokken. Neem het koninkrijk Ankole. Daar leefden van oorsprong nomadische veehouders en landbouwers, Bahima en Bairu. Museveni is een Bahima, Laki een Bairu. De veehouders, een minderheid, werden door de eerste Britse koloniaal omschreven als ‘lang, mager en soepel, met hoge voorhoofden en bijzonder intelligente gezichten.’ Frederick Lugard, de kapitein in kwestie, zag in de Bahima een heersende klasse. Precies zoals in het aangrenzende Rwanda de Tutsi’s van de Belgen de formele leiding kregen over de landbouwende Hutu-meerderheid.

Volgens Rice lag etniciteit helemaal niet zo vast. Iemand kon van Bairu Bahima worden door te trouwen of te verhuizen. Maar Lugard en zijn opvolgers ‘would turn their misinterpretations into realities’ (Zoals vaker is de vertaling van de tekst van Rice – die zelf erg mooi kan schrijven – minder fraai en treffend: ‘Lugard en zijn opvolgers zouden hun verkeerde inschattingen opdienen als de waarheid’. De vertaler mist hier de belangrijkste boodschap, namelijk dat de kolonisator zijn misvatting in de vorm van een nieuwe orde oplegt, en daarmee de werkelijkheid vervormt – iets waar meer Afrikaanse landen nog steeds een prijs voor betalen.)

De maakbaarheid van de etnische groep wordt vervolgens prachtig beschreven met het verhaal van ‘de Nubiërs’. Deze noorderlingen, moslims afkomstig uit waarschijnlijk Soedan, waren de soldaten van de Duitser Emin Pasja. Later werden zij de King’s African Rifles, het Afrikaanse regiment van het Britse leger.Drie littekenstrepen op hun wangen verraadden dat ze slaven van Ottomanen waren geweest. Hun nakomelingen, Idi Amin is de beroemdste, maakten daar hun merkteken van. Toen Amin in 1971 de macht greep, bekeerden in Noord-Oeganda christenen zich tot de islam. Mannen kerfden parallelle lijnen in hun eigen wangen en die van hun zonen: Nubiërs waren ze nu. Zo verwierven ze het ticket voor mooie banen in het staatsapparaat. In het huidige Oeganda is afkomst nog steeds de belangrijkste voorspeller van macht.

Aanvankelijk onnadrukkelijk, maar gaandeweg dwingender laat Rice zien hoe het perspectief waardoor wij blanken witten het concept Afrika zien, het continent Afrika hindert. En hoe dat ons eigen beeld vertroebelt. Want je krijgt niet wat je ziet. In de zaak Laki zien we een gerechtshof met een advocaat en een magistraat. We missen dat de rechter een moslim is.  Blanken beschrijven Idi Amin bijvoorbeeld graag als een historische figuur die Afrika op de meest stereotype manier belichaamt: ‘donker, gevaarlijk, primitief, doortrokken van seksualiteit…een monsterlijke, woorden verhaspelende tiran in een met medailles behangen veldmaarschalkuniform…’ In werkelijkheid, claimt Rice, was Amin eerst een brave soldaat gevormd in het Britse leger. ‘Wie zijn gedrag toeschrijft aan een of andere culturele predispositie (…) gaat voorbij aan het feit dat Amin mede door het Westen is geworden wie hij was.’

Ook inzake Joseph Kony zit het Westen in de weg. Daar heersen namelijk andere ideeën over gerechtigheid en verzoening. Kony’s gruwelen mogen van het Westen niet worden vergeten. Ze moeten berecht, en wel voor het Internationale Strafhof in Den Haag. Maar de mensen die het meeste hebben geleden, willen vrede en liefst alles vergeten. Rice zelf kan niet anders dan de onafgeronde kwestie-Kony links laten liggen. Maar daar zijn boek is geweven rondom het patroon ‘vergeten is vergeven’, gaat het impliciet ook over de nog te verwerken terreur.

The Teeth may smile is politieke geschiedenis in de vorm van een detective – naar een moord, naar misvorming als gevolg van westerse bemoeienis en naar de ziel van een Afrikaans land. Nergens laat Rice steken vallen. Ook niet als hij de huidige president beschrijft, de man die hij eerst portretteert als een bevrijdingsstrijder met Obama-achtige allure. In 1986 beloofde Museveni een nationale wedergeboorte: geen corruptie, geen dictatuur en geen tribalisme. Nu twintig jaar later zijn macht wordt betwist, verloochent hij zijn idealen.

Oeganda’s oude vloeken zijn geen natuurverschijnsel. Ze zijn de instrumenten waarmee de oude heerser zich op het pluche houdt. Waar de oppositie groeit, zaait Museveni etnische twist. Zo kreeg hij ruzie met de koning van Boeganda en heeft hij een eerlijke verkiezingsoverwinning in 2011 onmogelijk gemaakt.

Andrew Rice voert de lezer in een beeldende stijl en met liefde voor details door verschillende lagen van een Afrikaanse geschiedenis. Ongemerkt worden we afgezonken naar waar het begrijpen van Afrika kan beginnen. Zijn grote verdienste is dat hij ons Afrika toont in zijn ingewikkelde dubbelzinnigheid: hoe het continent onlosmakelijk deel uitmaakt van de westerse geschiedenis, en zich daar in dezelfde beweging totaal aan onttrekt.

**

Andrew Rice: The teeth may smile but the heart does not forget. Murder and Memory in Uganda. Henry Holt, 363 blz. €24,- Vertaald door Joris Vermeulen als: Al lachen de tanden, het hart vergeet niets. Nieuw Amsterdam, € 22,50

 


 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *