2 januari 2023
Nederland is een éénpartijstaat, zei hoogleraar J.W. Oerlemans in 1990 toen we professoren nog bij hun voorletters noemden. Zijn stuk in NRC Handelsblad was de opmaat voor een academische discussie over onze democratie. De politiek werd ontdaan van grote ideologische verschillen doordat de sociaal-democraten de liberale markteconomie omarmden, stelde Oerlemans. Later werd met die ‘éénpartijstaat’ de opkomst van Fortuyn verklaard. Waar Wim Kok de sociaal-economische tegenstellingen had wegverklaard, introduceerde Fortuyn een culturele. Vóór of tegen migranten.
Het debat over onze democratie wordt 33 jaar later ook ver buiten de universiteit gevoerd. Opnieuw is een belangrijke rol weggelegd voor de politieke partij. Dit keer is het probleem niet dat alles opgaat in één ideologische kleur. Hoewel sommige politici lijken te fantaseren over een éénpartijstaat, zijn er zoveel partijen dat de democratie trilt onder hun overtal. Niet eerder telde de Tweede Kamer twintig fracties. Debatten in het parlement duren daardoor langer, maar de kwestie waar het om gaat wordt vaak minder diepgaand besproken. Dat is af te lezen aan de kwaliteit van wetgeving – een van de hoofdtaken van de volksvertegenwoordiging. Die holt achteruit. Een toeslagenaffaire is het gevolg.
Omdat een kleine fractie weinig spreektijd heeft, speelt die zich in de kijker met een diarree aan moties en Kamervragen. Die zijn intussen meer marketinginstrument dan controle van de regering. Op sociale media wordt dat aangejaagd. Het functioneren van Kamerleden afgemeten aan het aantal ingediende moties: ‘Kijk maar wie er hard heeft gewerkt!’ Zo sloten we 2022 af als recordjaar met vijfduizend moties.
Het aantal Kamervragen stijgt ook. Antwoorden komen van beleidsambtenaren die in plaats van beleid om maatschappelijke problemen op te lossen, woordenbrijen fabriceren die de minister uit de wind houden. Als dat leidt tot gebrekkig beleid, worden daar onmiddellijk Kamervragen over gesteld. Ziedaar de tredmolen die de publieke zaak schaadt: meters maken zonder dat je een stap vooruitkomt. Uit het Continu Onderzoek Burgerperspectieven van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat hierdoor het vertrouwen in politiek en democratie sterk is gedaald.
De fragmentatie van het parlement heeft ook zijn effect op de Kamerleden. Die vallen als dominostenen om door de hoge werkdruk. De portefeuilles per persoon zijn groter, ondersteuning is onvoldoende. Kabinetsleden staan onder vergelijkbare druk; de verveelvoudiging van fracties joeg de jacht op missers aan, want gescoord moet er worden.
Waren de jaren negentig ideologisch een flauwe prak, nu is er op rechts een radicalisering gaande die de democratie zelf bedreigt. De radicaal-rechtse PVV ondermijnt de rechtsstaat, FvD schakelt door naar extreem-rechts door vrije verkiezingen verdacht te maken, door fascistisch en antisemitisch gedachtengoed in zijn achterban toe te laten, en door geweld niet categorisch af te wijzen.
Maar de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021 is het brandalarm dat het zelfreinigend vermogen van westerse democratieën heeft ingeschakeld. Brussel aarzelt niet langer om ondemocratische bewegingen van lidstaten te bestraffen. Den Haag buigt zich nu over de voorgestelde Wet op de politieke partijen. Die laat politieke partijen verantwoording afleggen over hun interne partijorganisatie (zo is er nu een partij met maar één lid) en over de herkomst van het geld voor bijvoorbeeld politieke campagnes. De nieuw op te richten Autoriteit Wet op de politieke partijen gaat toezicht houden op naleving van die regels. Ze beslist dan over de subsidies aan politieke partijen. En de wet voorziet in de mogelijkheid om de Hoge Raad een politieke partij te laten verbieden.
De democratie is zich aan het verweren, eindelijk. Het nieuwe jaar belooft een nieuwe orde.