Alle politiek is lokale politiek. De gewone levens van gewone mensen spelen zich in dorpen en steden af; daar vinden ze huis, baan, geluk – of dat allemaal niet – en daar staat hun stembus. All politics is local werd vorige eeuw een slagzin, maar gemeenteraadspolitiek is het stiefkind van de democratie. Verstoken van wat ze nodig heeft.
Terwijl het er over belangrijke zaken en groot geld gaat. In de gemeente Rotterdam beslissen de raadsleden over 4,4 miljard euro, in Amsterdam over 7,1 miljard. Ingewikkelde en gevoelige dossiers als wonen liggen bij de gemeente. Maar voor de middelen zijn ze goeddeels afhankelijk van Den Haag.
Neem jeugdzorg. Toen Rutte II grote decentralisaties doorvoerde, kwam in 2015 met een karrevracht aan andere taken ook jeugdzorg (inclusief geestelijke gezondheidszorg) voor rekening van de gemeente. Daarvoor was minder geld beschikbaar dan het Rijk zelf nodig had gehad, maar de bezuiniging werd verkocht als een verbetering. Twee jaar geleden gingen jeugdbeschermers al de straat op. Zij spraken van code zwart. Aan alles is in de jeugdzorg tekort, intussen ook aan hulpverleners, want die verlaten overwerkt en gefrustreerd het vak.
Vanaf 2026 bezuinigt het Rijk per jaar 3 miljard euro op de gemeenten. Die spreken van een ‘ravijnjaar’, waarin ze een gezamenlijk tekort van 1,1 miljard euro verwachten.
Ook veranderde de lokale democratie. Door genoemde decentralisaties, door het steeds complexer worden van problemen (verslaving leidt tot schulden leidt tot scheiding en psychische problemen leiden tot dakloosheid waar iemand zelden uitkomt want stikstofoverschot en bevolkingsgroei leiden tot woningnood leidt tot…) en doordat ook lokaal de politieke cultuur steeds grimmiger wordt. Sociale media maakten van de mondige burger de bedreigende burger, terwijl gemeenteraden almaar meer versplinterd raken. Den Bosch en Maastricht hebben 16 fracties op 39 raadsleden. Dat betekent meer dossiers per raadslid en moeilijkere compromissen.
Het gemiddeld gemeenteraadslid is meer dan 20 uur, soms 35 uur per week bezig voor de raad en zo’n drie avonden van huis. Daarvoor krijgt hij een vergoeding van tussen 1.081 en (in de drie grote steden) 2.650 euro bruto per maand. Gemiddeld een bedrag waar op de Zuidas nog geen dag voor wordt gewerkt. De slimme Zuidas-adviseurs melden zich zelden voor het lokaal bestuur. Bijna alle gemeenteraadsleden hebben er een reguliere baan naast.
De optelsom van grote taken en weinig middelen is een hogedrukketel en burn-outs. De Nederlandse Vereniging voor Raadsleden vraagt zich af wie er straks nog raadslid wil worden. Ze pleit daarom voor meer ondersteuning én een hogere vergoeding. Utrecht probeerde het. De gemeente was gegroeid, raadsleden raakten overwerkt, dus wilde de gemeente een betere betaling voor de 45 raadsleden en zo meer tijd kopen. Het salaris van burgemeester en wethouders zou automatisch meestijgen.
Het voorstel lokte uit waar politici juist voor waken. Ze werden uitgemaakt voor zakkenvullers. D66 en GroenLinks namen de kritiek over en de verhoging ging van tafel. (Per 1 januari 2025 gaat de vergoeding automatisch omhoog omdat Utrecht dan meer dan 375 duizend inwoners telt.)
Omdat uiteindelijk alle politiek lokaal is, moet daar meer de schijnwerper op worden gericht. Door ons politieke junkies, altijd maar bijziend turend naar Den Haag. Door Den Haag, waar gretig grote taken naar gemeenten zijn overgeheveld. En door al die gebruikers van de diensten van het lokale bestuur. De banken, accountantskantoren, bouwers, ASML’s en universiteiten: allemaal hebben ze het lokale bestuur nodig. Waarom niet werknemers een dag vrij geven om met raadswerk bij te dragen aan het geheel? Morele ambitie in de vorm van politiek verlof.