14 februari 2023
Het laatste nieuws over de grote oliebedrijven verraadt een ‘Chicken Game’. Dat ziet er zo uit: twee spelers rijden keihard op elkaar af. Wie het eerst wijkt, is laf – die is de chicken en verliest. Maar deze Chicken Game kent meer spelers en ze koersen richting een afgrond. Daarbij staat hun eigen overleven op het spel, en, jammer voor ons allemaal, de leefbaarheid van de planeet.
Vorig jaar boekte ExxonMobil een monsterwinst van 52 miljard euro. Toch stopt de Amerikaanse oliereus met de ontwikkeling van biobrandstoffen uit algen. Wel investeert het 10 miljard in olie en gas voor de kust van Guyana. Ook BP liet weten 7,5 miljard euro extra te zullen investeren in olie en gas. Van de 38,4 miljard euro winst die Shell over 2022 boekte, ging het leeuwendeel niet naar groene technologie maar naar de aandeelhouders.
De vraag is of Shell vanuit Shell geredeneerd een andere keuze had. Omdat het bedrijf meer dan zijn concurrenten investeert in waterstof en andere groene technologie, is zijn beurswaarde nu lager. De aankondiging van nieuwe olieprojecten stuwde de koers van BP en Exxon. Waaruit we kunnen concluderen dat ondanks de kleverig zoete woorden over verantwoord ondernemen de aandelenbeurs het kortetermijnbelang van een kleine groep dient, en het geheel in steeds hogere versnelling richting de afgrond brengt.
Voor een oplossing wenden we ons tot… het kapitalisme. Dat is het machtige besturingssysteem waarop alles draait, zegt de Amerikaanse econoom Branko Milanovic in zijn boek Capitalism, Alone. En dus moet dat systeem worden gebruikt ten gunste van de overgrote meerderheid. Wat we nodig hebben is niet minder maar veel meer economisme. Producten moeten hun ware prijs krijgen.
Want de businesscase van oliegiganten en heel veel andere bedrijven is gebaseerd op het afwentelen van neveneffecten en grote kostenposten op de samenleving en de natuur. Exxon en Shell wisten al in de jaren zeventig wat hun producten doen met het klimaat – achteraf blijken hun studies gedegen en zo accuraat als die van wetenschappers. In reactie daarop is door de oliereuzen decennialang desinformatie verspreid.
Ook andere chemiebedrijven vervuilden willens en weten hun omgeving. De gevolgen zijn talrijk, ze zijn kostbaar en soms spatten ze van een kaartje. Het Integraal Kankercentrum Nederland publiceerde laatst de Kankeratlas. Gesorteerd naar kankersoort toont die waar een bepaalde vorm meer dan gemiddeld voorkomt. Asbestkanker bijvoorbeeld kleurt donkerrood in gebieden met zware industrie; bij Tata, de Rijnmond, in Twente en Midden-Limburg. Klein voorbeeld van externe kosten die voor betrokken burgers grote gevolgen hebben. De in het kaartje getelde patiënten zijn dood.
Goede bedoelingen zijn op de beurs niks waard. Daarom moet de staat het algemeen belang vooropstellen en alle externe kosten beprijzen. Elke kilogram uitstoot, elke liter vervuiling van oppervlaktewater, de gezondheidsrisico’s van alcohol of tabak; al in 1920 gaf de Britse econoom Arthur Pigou in De Economie van het Welzijn externaliteiten een prijs. Een liter Nederlandse koemelk zou met Pigou-belasting tussen de 20 en 60 cent duurder zijn, een liter benzine 4,75 euro. Consumenten maken dan andere keuzes, boer en oliereus herzien hun bedrijfsmodel. De overheid stopt met miljarden subsidies aan de fossiele industrie en voert met die (grofweg) 10 miljard euro een radicaal groene industriepolitiek.
Wie ‘dat kán toch niet’ jammert mag zijn licht opsteken in China. Daar gebruikt de keizer het kapitalisme voor zijn politieke doel. In ons doorgeslagen, perverse systeem zien we hoe energiereuzen extra gas geven richting afgrond. Terwijl we het marktmechanisme kunnen laten werken voor welzijn in plaats van maximale winst. De kracht van het beest beteugelen voor een groen politiek kapitalisme.