7 juli 2020
Ik had het moeten weten toen ik een Oegandese zakenman sprak over het gerucht van die week: een internationale organisatie trok zich terug uit haar nieuw te bouwen hoofdkantoor in Kampala. In de fundering zou een kinderhoofdje zijn ingemetseld.
Het was zo’n onwezenlijk deel van ons dagelijks leven in Kampala dat ik er nooit over schreef; ze zouden in Nederland denken dat de tropenkolder had toegeslagen. Voor je het weet wordt geen letter uit je pen nog serieus genomen.
Maar nooit en te nimmer lieten wij onze kleintjes uit het zicht: met akelige regelmaat werden rond Kampala kinderen ontvoerd en ritueel vermoord. Genitaliën en hoofd afgesneden, omdat het offer geluk zou brengen. Je zou rijk worden. En een flat gebouwd op een hoofdje kon niet instorten. De restanten van kinderen werden soms teruggevonden in de bosjes naast de golfbaan.
Deze vorm van hekserij is kenmerkend voor de Baganda, een van de stammen in Oeganda, maar geloof in magie was wijdverbreid. Zeshonderd kilometer zuidelijker trof ik in Congo ‘heksenmeisjes’, kleine meisjes die op straat leefden omdat hun familie ze had verstoten. Onder invloed van een oudere vrouw zouden zij hun ouders in het ongeluk hebben gestort. Vaak was vader zijn werk kwijt of was een familielid gestorven; het was (en is) immers oorlog. De Congolees die ik sprak over zijn 6-jarig nichtje dat door haar familie was weggejaagd, zei: ‘We hadden geen keus. Elke nacht vloog ze op haar lungo (een platte mand) het raam uit.’
Terug in Nederland beschreef ik hoe wij met onze politiek, economie en manier van samenleven een beetje opschoven naar een ander soort ordening, een die voor vrijheid en welvaart minder gunstig is. Omdat vertrouwen in de politiek daalt en vijanddenken toeneemt. Omdat we minder moeite hebben met (het plegen van) fraude. Omdat politiek meer om personen dan om een samenhangend geheel van ideeën gaat. Omdat ons beeld van de wereld versplintert nu we niet meer allemaal om acht uur hetzelfde nieuws zien. Omdat politici kortetermijnverkiezingswinst hoger aanslaan dan welzijn op lange termijn.
Aan hekserij ging ik voorbij. Wat bijgeloof aangaat, zag ik geen beweging anders dan weg van duistere krachten. Leven wij niet in het licht van de rede en objectiveerbare kennis? Wij in onze rijke, vrije oase; hekserij bloeit op de bodem van bestaansonzekerheid.
Deze zomer precies tien jaar geleden kwam ik terug naar Nederland. Het werd het decennium waarin internet het vooruitgangsgeloof sloopte waarvan het in zijn begindagen de totem was. Ik voel nog de euforie over mijn eerste internetmodem in 1995: de beltoon, de buitenaardse signalen en dan het orgastisch ontploffend gekraak waarmee je het nieuwe universum betrad. Nog even wat kabels trekken en heel de wereld kon altijd over alles de Waarheid kennen.
Een kwart eeuw verder zijn er mensen die geloven dat de Nasa ons bedriegt en de aarde plat is. Dat Bill Gates de leider is van een deep state-complot dat al vaccinerend uit is op heerschappij. De vaccinatiegraad daalde omdat antivaxers menen dat inentingen ziektes en autisme veroorzaken. 5G-masten worden in brand gestoken omdat ze ons vatbaar zouden maken voor corona. Politici presenteren hun eigen onlinejournaals waarin ze fabels verkopen voor feiten. CO2 en stikstof zouden voor biodiversiteit geen probleem zijn, integendeel: planten groeien er harder door. Kinderen worden ritueel misbruikt, baby’s geofferd. Het is niet zichtbaar – want ja, occult – maar Argos-onderzoeksjournalist Sanne Terlingen onthulde vorige week dat hekserij ook in Nederland gedijt.
Ik had eerder kunnen zien dat gevaarlijk bijgeloof niet is voorbehouden aan wie geen toegang heeft tot de rationaliteit van de wetenschap. Een vriend uit Rwanda kwam logeren op onze woonboot. Het schemerde, we keken uit over onze sloot die dampend een natuurgebiedje in meanderde. De vriend was president van het Rwandese Gerechtshof, later minister van Justitie. Hij zei: ‘Een gevaarlijke plek wel.’
‘Klopt’, zei ik, ‘zolang de kinderen niet kunnen zwemmen.’
Hij: ‘Veel watergeesten hier.’
In Kampala ondervroeg ik de zakenman over het gebruik een kinderhoofdje in te metselen: ‘Geloof jij dat dit werkt?’
Hij wachtte even en zei toen: ‘Tja… je weet het niet, Marcia, je kúnt het gewoon niet weten.’