Het geitenpaadje is afgesloten; onze verduurzaming draait vast in een Hollands mestmoeras

2 november 2022

Dat de Raad van State gisteren opnieuw een vrijgeleide voor meer stikstof van tafel veegde, zal in Den Haag niemand hebben verbaasd. De hoogste bestuursrechter is wat je noemt consistent. Dat kun je van het kabinet moeilijk zeggen. De avond voorafgaand aan die uitspraak liet de nieuwe minister van Landbouw een zaaltje met boeren weten niet ‘dogmatisch’ te zijn als het om halvering van de stikstofuitstoot in 2030 gaat.

De Raad van State zei dat een mogelijk geitenpaadje is afgesloten omdat de al voorgenomen stikstofmaatregelen van het kabinet niet eens de normen van de Europese natuurbeschermingswet halen. En dan zijn de uitkomsten ook nog onzeker, want afhankelijk van ‘de vrijwillige keuzes van ondernemers’ – de boeren. Gevolg: net als duizenden andere bouwprojecten komt de aanleg van onderzeese CO2-opslag en windmolenparken stil te liggen. Zo draait onze verduurzaming vast in een Hollands mestmoeras.

Twee weken geleden was een bouwstopangst ook al leidend in de Tweede Kamer. Het parlement stemde per motie tegen de Europese verordening die verdere verslechtering van de natuur verbiedt. Met die Verordening Natuurherstel wil de Commissie beschadigde ecosystemen herstellen. Ook wil ze het gebruik van pesticiden in 2030 halveren. Maar Caroline van der Plas van de BBB verzette zich tegen het verslechteringsverbod. Op Twitter legde ze uit: ‘Dit betekent dat straks niemand meer vergunning kan krijgen voor bv bouw of wegenaanleg…. Onacceptabel.’

Vooruit, we noemen een bouwstop ‘onacceptabel’. Hoe rijm je dat met de landbouw als belangrijkste uitstoter van stikstof? In een mestmoeras kun je niks bouwen. Het antwoord is natuurlijk eenvoudig: het obstakel is de natuur. Nu is de kans klein dat de meerderheid van de Nederlanders wil leven op vervuilde grond, in vervuilde lucht en met vervuild water, maar voor de agro-industrie is de natuur alleen maar lastig. Daarom is glyfosaat hier zo populair. Begin oktober stemde Nederland in Brussel vóór het verdelgingsmiddel dat bijen en insecten vernietigt.

Denk nu niet dat de regering niet om dieren geeft. In 2020 betaalde de staat 70 miljoen euro aan het Diergezondheidsfonds. Dat geld wordt besteed aan het bestrijden van dierziekten die het gevolg zijn van grootschalige veehouderij. Daarmee komt driekwart van de kosten van deze dierziekten voor rekening van de belastingbetaler, rekende Frank Kalshoven onlangs voor. Terwijl de Europese Unie werkt aan een nieuw, duurzaam systeem van voedselzekerheid, hangt Nederland in de achterhoede met de rem erop.

Vorige week schreef ook de Financial Times over Nederland. Het land dat in de jaren negentig met een flexibele arbeidsmarkt en moderne verzorgingsstaat werd geprezen als parel op de Derde Weg, gaat weer even voorop. Hier zijn de grenzen van de groei het eerst in zicht, schreef de zakenkrant. Te veel mensen en veel te veel dieren op een heel klein stukje aarde.

Voor dieren is alleen nog plek als ze zich laten stapelen. Als ze een productiefactor zijn. Wat de winst in de weg zit moet weg. Ik dacht aan de documentaire Virunga op Netflix. Parkwachten geven hun leven om de laatste berggorilla’s bij de Congolese vulkanen te beschermen. Dan komt het Engelse olie- en gasbedrijf Soco International om de olie in het park op te boren. Met in haar knoopsgat een verborgen camera gaat een jonge journalist een avond drinken met de Brad Pitt-achtige Brit die de operatie leidt. Die windt er geen doekjes om: ‘Geld is de motor achter alles. Dit park is één grote mijn. Tenzij ze diamanten schijten en ijzererts pissen, kan het niemand iets schelen, die fucking apen.’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *