Het vliegtuigje op het podium kwam van een beleefde kwajongen

Een papieren vliegtuigje vloog door de zaal het podium op, scheerde langs mijn oor en landde brutaal pontificaal op mijn desk. Lachend pakte ik de verrassing op. Wanneer krijg je nou nog een papieren vliegtuigje? Normaal zou ik het meteen laten zien aan Barbara, naast mij, maar de situatie was niet wat je noemt normaal. Vóór ons stak Commissiepresident Ursula von der Leyen een vurig pleidooi af, en wij moesten opletten. Het was een EU-verkiezingsdebat. Ik legde het vliegtuig aan de kant. Zag nog net de woorden ‘Gaza’ en ‘Israël’.

Na afloop kwamen de organisatoren naar me toe: ‘Excuus. Excuus van dat vliegtuig! Had nooit mogen gebeuren.’ Voordat ik kon zeggen dat het zo erg niet was, een kwajongensstreek, zeiden ze: ‘We hebben de verzender meteen laten oppakken en verwijderen.’

De vliegtuigvouwer had ook vuurwerk kunnen gooien. Ik realiseerde me toen dat de rest van de organisatie een heel andere spanning had ervaren dan Barbara en ik. Buiten ons blikveld had Von der Leyen zich bij de ingang van het theater bedreigd gevoeld, ze was uitgescholden voor ‘oorlogsmisdadiger’. Ineens was duidelijk hoe strak onze open samenleving is aangespannen.

De Herdenking werd een risicowedstrijd. Een kaartje met tijd en welke ingang naar de Dam, fouilleren, hekken, vakken om de massa te breken, politie overal. En het wérd een stille Dam. Slechts eenvijfde van de normaal twintigduizend die de herdenking bijwonen, was gekomen. Een idioot met een spandoek werd twee minuten vastgeklemd op de grond. Sereen waren de gesproken woorden, als kalk om het vuur van opruiing te blussen.

Genoeg pyromanen die de fik wilden aanblazen. Mona Keijzer, die voor de BBB mikt op een ministerschap of meer, plaatste op X een propagandafilm volgens het handboek Haatzaaien. Beelden in kleur van een lege Dam tijdens Dodenherdenking, de halfstok wapperende vlag en The Last Post, afgewisseld met dreigend in zwart-wit protesten pro-Palestina, tegen Israël. Op de laatste trompetklanken verschijnt groot: NOOIT MEER IS NU.

Herdenken was natuurlijk altijd politiek. Want wie gedenk je, hoe? En: wie of wat gedenk je niet? De eerste zestien jaar na de oorlog werden Joodse slachtoffers niet herdacht. De Dodenherdenking ging om gesneuvelde verzetsstrijders en militairen. Bijna tachtig jaar later neemt met de spanning de politieke lading van herdenkingen toe. Ook buiten Nederland.

In Milaan marcheerden enkele dagen eerder vijftienhonderd in het zwart geklede neofascisten naar de plek waar in 1975 de 18-jarige Ramelli werd vermoord. Strak in het gelid, Italiaanse vlaggen voorop en fakkels aan de zijlijn. Daar speelde zich dezelfde scene af als begin januari in Rome: opgesteld als een leger brengen ze met gestrekte arm de fascistische groet en scanderen ‘Presente!’ ‘Ik sta paraat.’ Ramelli herdenken doen ze al 50 jaar. Aangezien de grondwet stelt dat neofascistische organisaties moeten worden ontbonden, waren de herdenkingen altijd klein en minder openlijk. Dat is anders met aan de macht de Fratelli d’Italia van Giorgia Meloni, die wortelt in post-fascistische partijen. De onopgemerkte, ongedwongen vrijheid wordt weer een politiek ideaal.

In de nacht na het debat ontving ik een e-mail van een onbekende afzender. De vliegtuigvouwer! Hij bood zijn verontschuldigingen aan. Het vliegtuig was helemaal niet voor mij bedoeld. Ook had hij niet bedacht dat zijn actie bedreigend zou zijn. Ik evenmin, maar het gebaar was aardig. We hadden van doen met een beleefde kwajongen.

Nu nog even afspreken dat we ook met zijn allen weer normaal gaan doen. Zodat dat we snel elkaar weer ongehinderd flessenpost, vredesduiven en papieren vliegtuigjes kunnen sturen.