Het wonderbaarlijke voorval met de motorrijder in de nacht

7 september 2022

Eerst zagen we een glanzende zwarte helm, daarna ogen. Ogen groot en wit als volle manen. ‘Kunnen jullie me helpen??’

We stonden zelf al uren te wachten op hulp. Auto kaduuk, Rijkswaterstaat sleepte hem met een lichtshow van de snelweg, en nadat Peet de Wegenwacht de wagen naar de garage had doorverwezen, speurden we naar de berger die ons zou afvoeren van dit verlaten tankstation. ‘Moet u niet verder?’, vroegen we, want we wisten nu wel hoe druk de Wegenwacht was. Geen sprake van, zei Peet. Veel te donker hier.

De berger kwam niet. In plaats daarvan tegen middernacht de motorrijder. Vrouw, zwart, in shock. Na wat gestamelde aanlopen kwam het eruit: ‘Ik had iemand achterop en die ben ik kwijt.’

Nu keken ook wij als naar een geest.

Maar in mij schuilt een zustercomplex dat opgloeit bij zieke huisgenoten, splinters of andere doe-het-zelfoperaties, zo ook bij weggewaaide passagiers en ik voelde een noodzaak tot onmiddellijk handelen. Check. Man kwijt. Actie. Onze auto schakelde niet meer. Lopen langs nachtelijke snelweg, niet slim. We keken naar Peet. En die wist natuurlijk wat en hoe.

Het was al een avond van onderwerping aan De Vakman, een avond van bescheidenheid en bewondering voor de automonteur. Niet alleen vanwege technisch kunnen, ook de aardige, pretentieloze en montere daadkracht van Peet en zijn collega-bergers deed ons verzuchten dat we gewoon veel meer Wegenwacht nodig hebben. Ook op andere trajecten in politiek en samenleving. Waar het hopeloos vastloopt: stuur geel-blauwe vakkundigheid als reddingsbrigade.

Terwijl de vrouw stamelde over het gebeurde en gevreesde – ‘We trokken met 135 op, toen was hij er nog’ en ‘hij is dood … hij is vast dood’ – belde Peet met de langverwachte berger. Peet was zelf motorrijder en begreep eerder wat er aan de hand was: vriend was weliswaar kwijt, maar had een eigen motor bestuurd. De berger stond met zijn kraanwagen met alarmlichten achter een stilstaande auto midden op de snelweg. Een motorrijder was erin geslaagd zonder ongelukken het hele verkeer stil te leggen. ‘Iemand onwel geworden’, meldde Peet. Of die motorrijder dan nu even zijn vriendin kon bellen?

Mijn hulp kwam niet veel verder dan gezusterlijk met onze motorvrouw een sigaret opsteken, daar ging toch geruststelling vanuit. Beter werkte de aankomst van de politie met haar vriend, de held die met zijn motor een hele snelweg had bedwongen zodat hij kon oversteken naar de bestuurder die – met epilepsie of een hartaanval? – was gestrand.

Het werd een lange avond die belangrijke lessen in zich droeg. De eerste moraal van dit verhaal: we hebben karrevrachten met mensen als Peet nodig. Vaklui die capabel en toegewijd hun opdracht vervullen. En twee: realiteit verslaat fictie als het om wonderlijke wendingen gaat. Van die gebeurtenissen die, als je ze als schrijver had verzonnen, tegen je zouden zijn gebruikt, zo ongeloofwaardig.

Toen de motorrijder met lichtsignalen vanaf de vluchtstrook al het opkomende verkeer ‘als een harmonica’ had weten te stoppen, kon hij naar de auto rennen. Hij trok het portier open en zag achter het stuur een man. Niet onwel. Integendeel. De bestuurder zat er naar volle tevredenheid en lepelde een soepje naar binnen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *