Meer openheid aan de achterkant vereist inhoudelijk gewicht aan de voorkant

13 april 2021

Speaking truth to power, zo groots als de opdracht, zo zacht, onhoorbaar soms, weerklinken waarheden in de arena van de macht. Ook al zijn adviezen aan regering of parlement van hoog niveau, voor het kabinet zijn ze vaak een vijandig projectiel dat onschadelijk moet worden gemaakt. Diep zijn de ministeriële lades waarin onafhankelijke analyses worden afgezonken.

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en de Hoge Colleges van Staat: Raad van State (RvS), Algemene Rekenkamer en Nationale Ombudsman adviseren over het algemeen belang. In de Haagse praktijk worden ze behandeld als hindermacht.

Bij een rapport volgt op ministeries automatisch de reflex: hoe houden we onze minister uit de wind? Belangrijke rapporten die waarschuwden voor grote of complexe problemen, zijn stelselmatig geweerd. Mark Rutte was nog maar twee jaar premier, toen hoogleraar Paul Bovend’Eert verzuchtte dat het kabinet-Rutte ‘relatief vaak adviezen van de Raad van State negeert’.

De grote crises van vandaag zijn de vrucht van een stamboom aan miskende rapporten. Zo voorspelde de Rekenkamer in 2013 met Bezuinigen op Uitvoeringsorganisaties dat ruim 46 miljard minder voor publieke taken niet zonder ernstige gevolgen kon blijven. De Toeslagenaffaire lag erin besloten. De stikstofcrisis uit 2019 volgde op een lange reeks waarschuwingen. Hoge ambtenaren van het ministerie van Landbouw verordonneerden dat kritische analyses ‘uitdrukkelijk sub rosa!!!’, geheim moesten blijven.

Wanneer topambtenaren van de Algemene Bestuursdienst na zeven jaar rouleren naar een ander departement, wordt hun scorecard opgemaakt. Dan wordt gekeken naar affaires en andere ongelukken van hun minister. (Het volgens de Rutte-doctrine karig informeren van de Tweede Kamer dient hetzelfde doel: het vrijwaren van de minister.) De kwaliteit van beleid en uitvoering legt het af tegen de macht.

Zo hindert machtspolitiek de publieke zaak. Topambtenaar Bernard ter Haar zei vorige maand in Economenblad ESB dat coalitiepartijen vooral met zichzelf bezig zijn. Volgens hem gaat 80 procent van de aandacht van beleidsambtenaren uit naar het bestrijden van ondoordachte politieke plannen. Slechts20 procent naar beter beleid. Niet het publieke belang staat voorop. Ver aan kop gaat politics.

De formatie koerst met Herman Tjeenk Willink op een nieuwe bestuurscultuur. Een waarin openheid wint van wantrouwen. Waarin weglakken de uitzondering wordt en democratische verantwoording de norm. Na incidenten waarin het geheugen van premier Rutte telkens haperde, ligt de nadruk nu op transparantie naar de Kamer. Hoe belangrijk die verantwoording ook is, tegelijkertijd moet aan de voorkant van het beleidsproces de bestuurscultuur veranderen.

Een ministerie is een systeem dat zelf bepaalt waar het open voor staat. Het is als een membraan: sommige stoffen kunnen erdoorheen, andere worden geweerd. De stof die de afgelopen tien jaar doordrong tot politiek en beleid, is die van de machtige belangenverenigingen als LTO, Bouwend Nederland en de big corporates. Minder georganiseerde groepen, zachte en zwakkere krachten, komen er moeilijk doorheen. Natuur, cultuur en publieke diensten als onderwijs, jeugdzorg en rechterlijke macht waren sluitposten.

Het nieuwe kabinet staat voor cruciale keuzes. Landbouw, zorg, woningen, arbeid, onderwijs; dossiers te complex voor procesmanagers aan de top van ministeries. Die draaien in een carrousel van topbanen en missen vaak inhoudelijke kennis om adviezen en voorstellen te wegen. Wie zal het zeggen? In de praktijk is het degene met de beste lobby, met de kortste lijntjes, de grootste bek.

Daarom moet de macht zich ruimhartig openen voor de kennis en expertise van WRR, SCP, PBL, RvS, Rekenkamer en Ombudsman. Zij werken met het oog op de publieke zaak. Hun analyses wegen langetermijnbelangen van álle betrokkenen. Een goed begin is het rapport over de inrichting van Nederland: Grote opgaven in een beperkte ruimte, dat het PBL vorige week presenteerde.

Democratische openheid aan de achterkant van het proces vereist inhoudelijk gewicht aan de voorkant. Alleen dan is de overheid in staat tot autonome afwegingen ten dienste van het collectief. De Rutte-doctrine is de reflex van een overheid die inhoudelijke oriëntatie en overtuiging mist. De zwarte lak is een schaamlap voor de eigen tekortkomingen.