Ons slavernijverleden is niet alleen trans-Atlantisch. Maar van slavernij in de Oost hebben we geen idee

5 juli 2022

Nadat Ella Schaap in 1939 naar Batavia was gevaren om met haar man een tabaksplantage op Noord-Sumatra over te nemen, deed ze een gruwelijke ontdekking. Als vrouw van een plantage-eigenaar werd ze geacht grote diners te geven – tot zover niks vreemds. Om genoeg mensen in de keuken en bediening te hebben, werd het huispersoneel aangevuld met plantagewerkers. De arbeiders werden gehaald uit de barakken een eind bij het huis vandaan, naast de open schuren waar tabaksbladeren als vleermuizen ondersteboven aan stokken hingen te drogen. Om te kunnen werken, werden de arbeiders bevrijd van de kettingen om hun polsen.

Het was 1939. Tachtig, ja TACHTIG jaar nadat Nederland de slavernij in Oost-Indië had afgeschaft. Vier jaar later, in 1863, waren de koloniën in Suriname en de Cariben gevolgd. Rijkelijk laat allemaal; de Engelsen deden in 1833 slavernij in de ban, alleen Portugal en Spanje hielden in Europa langer vast aan lijfeigenschap. Ella Schaap vertelde een collega van de VPRO een jaar voor haar dood (ze stierf in 2021, ze was 108 geworden) over dat ongelukkige jaar in Indonesië. In 1940, toen Nederlands-Indië vreesde voor een Japanse inval, vluchtte ze met haar Joodse man en twee dochters naar Amerika.

Na jaren duwen en trekken, hangen en wurgen, verhalen vertellen, onderzoek doen, lobby en smeekbedes door de nazaten van slaafgemaakten uit Suriname, is Nederland nu bezig zich serieus te verhouden tot dat pijnlijke verleden. Niet langer als ‘zwarte bladzijde in de geschiedenis die zo snel mogelijk moet worden omgeslagen’, zoals burgemeester Halsema van Amsterdam zei bij Keti Koti (de viering van de bevrijding van de slavernij), maar door te gaan lezen wat op die pagina’s staat.

Dat bracht de president van de Nederlandsche Bank, Klaas Knot, afgelopen vrijdag tot excuses. Onderzoek wees uit dat verschillende DNB-directeuren grote belangen hadden in Surinaamse plantages. In de volle breedte krijgen we een steeds beter beeld van Nederlandse betrokkenheid bij slavenhandel en slavernij in Suriname en het Caribisch gebied. Zo blijkt Nederland er ook veel eerder mee begonnen dan altijd aangenomen. Leendert van der Valk schreef afgelopen week in De Groene Amsterdammer dat een Nederlands schip al in 1596 de eerste slaafgemaakten aan boord had.

Maar ons slavernijverleden is niet alleen trans-Atlantisch. Ook in de kolonie in de Oost was slavernij, en onderzoek daarnaar staat pas aan het begin.

Die onwetendheid heeft drie redenen. De Indonesiërs waren niet in de romp van een galjoen naar een ander continent ontvoerd, maar gevangen in eigen land. En dus minder zichtbaar. Ook kwamen nazaten van Indonesische slaafgemaakten niet met zoveel naar Nederland als die uit Suriname. Het waren deze afstammelingen van Surinaamse slaven die, door niet op te geven, een correctie van de geschiedschrijving afdwongen.

De derde reden zag ik pas onlangs. Toen ik begin jaren negentig door Indonesië reisde, was ik getroffen door de warme hartelijkheid waarmee ik overal werd ontvangen. Ik behoorde toch tot de oude kolonisator, waarom hadden deze mensen geen hekel aan Nederlanders? Laatst interviewde ik voor de radio een Indonesische vrouw over de verschrikkingen van de koloniale oorlog die zo lang ‘politionele acties’ was blijven heten. In Indonesië is daar weinig belangstelling voor, vertelde ze. Het land kijkt met trots en voldoening terug op de geleverde strijd. ‘Wij hebben gewonnen.’

Als kennis van koloniale slavernij niet voor de Indonesiërs is, dan wel voor zelfkennis van de Nederlanders en hun economie die, meer dan altijd gedacht, een van exploitatie is. De term ‘Nederland Gidsland’ was een kreet uit de jaren zeventig toen Joop den Uyl, Hans van Mierlo en Jan Pronk de toon zetten. Een kortstondige bevlieging die nog lang als een waas tussen ons en de spiegel bleef hangen.Onlangs is een grote onderzoeksbeurs toegekend om de pagina’s over slavernij in Nederlands-Indië te schrijven.

In werkelijkheid moet die veel omvangrijker zijn geweest dan de slavernij in het Westen. De kolonie was vele malen groter dan Suriname en de Caribische eilanden. Het aantal plantages vele malen hoger. De hoeveelheid slaven zou navenant een veelvoud kunnen zijn. Maar we hebben geen idee.

In een wederzijds niet willen weten bleef de Indische slavernij toegedekt. Net zoals het lot van de bedienden aan het diner van Ella Schaap. Om de sporen van de ketens aan hun polsen te verbergen, droegen ze in het landhuis witte handschoenen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *