Zolang de koers van dit land wordt bepaald door Ruttes kans op herverkiezing, is klimaatbeleid een klucht

9 november 2021

Een demonstrant van niks ben ik. Keurig op tijd op de Dam, daar lag het niet aan. En het vuur van verontwaardiging voelde ik zeer zeker. Alleen: daar was weinig van te zien. Wat ikzelf hield voor gepaste dracht: vintage wollen jas (duurzaam), schipperspet (rebels), en bergschoenen (tegen alles opgewassen), was tam en nietszeggend.

Eenmaal in de stoet liep ik achter mannen op metershoge stelten. Uit hun trommels donderden de ritmes voor de mars. Er waren bosnimfen in grasgroene schaatspakken, ijsberen, boten voortgetrokken op trailers, rode en groene politieke partij-jasjes, een Mark Rutte met een bord vol blabla, dweilorkestjes, megafoons, potten, pannen, sambaballen, nog veel meer drums en overal spandoeken en protestborden.

Zelfs het scanderen liet ik na een aarzelend begin zitten.

‘What do we want?’

‘Climate Justice!’

‘When do we want it?’

‘Now!’

Terwijl dat net is waarvoor ik was gekomen.

Het kan verlegenheid zijn geweest. Demonstreren zit Limburgers niet in het bloed. Toen in 1983 meer dan een half miljoen mensen in Den Haag protesteerden tegen kruisraketten (met groot succes, de kernwapens bleven uit Nederland weg), waren wij daar niet bij. Ik was elke avond hartstikke bang voor De Bom, maar Den Haag was ver. Letterlijk en figuurlijk.

Misschien is het moedeloosheid. Want wat vraagt radicale actie tegen klimaatverandering nou nog meer dan de feiten die al lang op tafel liggen? Akelige voorspellingen van jaren geleden komen ook nog sneller uit dan voorzien. Maar premier Rutte weigerde in Glasgow te tekenen voor een einde aan overheidssteun voor fossiele energieprojecten in het buitenland.

Tja, demissionair hè, zei de premier. Maar de schoen wrong waar hij altijd wringt: Nederlandse bedrijven als Shell, Van Oord, Boskalis en Heerema zitten zwaar in de aanleg van gas- en oliepijpleidingen. En de markt mag dan een haast heilig sturingsmechanisme zijn, zodra blijkt dat de risico’s van zo’n olie-of gasproject niet commercieel te verzekeren zijn, doet de staat het.

Het leidde tot de nodige commotie en maandagmorgen liet Buitenlandse Zaken weten toch te tekenen. Want zo is Rutte ook wel weer. Zodra de massa steigert, laat hij de teugels vieren. Ook de afschaffing van de dividendbelasting moest hij zo opgeven.

Zolang de koers van dit land wordt bepaald door Ruttes kans op herverkiezing, is klimaatbeleid een klucht. Omdat de VVD-kiezer de meeste last zal hebben van klimaatmaatregelen. Die stoot met zijn airmiles, autokilometers en tournedos gemiddeld de meeste CO2 uit. (Overigens stapt de gemiddelde D66’er vaker in het vliegtuig.) En omdat het vervuilend grootbedrijf per sms het Torentje instrueert.

Terwijl de energietransitie juist interessant is voor datzelfde grootbedrijf. Het vereist alleen een radicale omslag naar groen. Wanneer ik de moed heb te lezen in Zes graden van Mark Lynas, daagt een gevaar niet minder dan de dreiging die in 1939 van Duitsland uitging. De oorlogsindustrie van de VS stelde toen weinig voor. Dat jaar pas maakte Amerika werk van zijn paraatheid. Gereed raken voor de oorlog werd een nationaal project, waarvoor de industrie zijn productie moest omgooien. Detroit was Motown, was autofabrieken. Het werd het hart van de Amerikaanse oorlogsindustrie. Wat met de New Deal niet was gelukt, deed de conversie naar oorlogsmaterieel: het loste de crisis van de jaren dertig op.

Maar toen had Amerika Roosevelt en wij hebben Rutte. Die leest wel graag biografieën van grote politieke leiders, zelf is hij de knecht van dagkoersen en peilingen. Een groot nationaal project bezorgt de man rillingen van afgrijzen. En misschien dat daarin mijn matheid school. De schade beperken tot anderhalve graad opwarming lijkt intussen onhaalbaar. Volgens de Amerikaanse filosoof en bioloog Donna Haraway dendert de mens af op een tijd van groot verlies. Een van pijn en rouw over wat we nu verspelen.

Terwijl ik op de Dam wachtte op vriendinnen om samen de klimaatmars te lopen, kwam een ijsbeer voorbij, dik, harig en wit. ‘Fantastisch pak’, zei ik tegen de man eronder, ‘lekker warm zeker!’. Hij nam me even op. De vintage jas te stylish voor een mars, niks van een strijdkreet of ratelaar, achter mijn wollen pet blonk de gevel van de Bijenkorf. Hij sneerde: ‘Tsss. Wacht maar af. Over twintig jaar roep je dat niet meer.