Geachte Job Cohen,
Het verzoek om u te schrijven reisde 6000 kilometer, tot de evenaar. Brieven schrijf en krijg ik niet veel meer – tot mijn spijt, want ze zeggen zoveel meer dan woorden verzonden over breedband. Het is dan ook met genoegen dat ik een brief tik aan de man die, hoe paradoxaal, met rust en bezonkenheid zoveel teweegbrengt.
Nu woon ik dan wel in Afrika, mijn hoofd en hart zijn vaak in Nederland. Zo bezien ben ik niet echt voorbeeldig in Oeganda geïntegreerd. Sinds er een satellietschotel op mijn dak staat, kijk ik Journaal, DWDD en Nova.
Jarenlang van dichtbij, de laatste vier jaar van een afstand volg ik uw wandel. U bent een professional die mij intrigeert – een bestuurder meer nog dan een politicus. Die laatste zou zijn opinies scherper snijden en de confrontatie opzoeken. Die beantwoordt eerder de vraag ‘wat moet er gebeuren?’ dan de vraag ‘hoe gaat u dat realiseren?’. Uw kracht zit in ‘de Methode Cohen’.
Over die manier van werken is veel gezegd: De Boel Bij Elkaar Houden, laten we dat nu maar de kapitalen geven die het verdient. Amsterdam was cool na de moord. De stad bewaarde haar kalmte in navolging van de uwe. En als Paul Scheffer schrijft dat u niet moet vergeten de boel bij elkaar te brengen, dan moet hij niet vergeten hoe u de boel bij elkaar bracht toen u een nieuwe Vreemdelingenwet moest ontwerpen om die vervolgens soepel door Tweede en Eerste Kamer te loodsen. Op straat heet zoiets een huzarenstukje.
De boel bij elkaar houden is de grote opdracht die u zou moeten aanvaarden wanneer u minister-president zou worden. Alleen denk ik dan niet meteen aan de stokebrand die u pareert zonder zijn naam te noemen. Dan denk ik niet aan autochtone en nieuwe Nederlanders die vreemden voor elkaar zijn. Het gaat me om een grotere uitdaging. Een die ‘integratie’ al snel de strijd van gisteren zal maken. De open samenleving, die mij en ook u zo na aan het hart ligt, wordt misschien wel vooral van binnenuit bedreigd.
Vrijheid is het geheim dat we goed voor onszelf bewaren. De vrije, welvarende samenleving is slecht toegerust om zichzelf te beschermen. Dat komt doordat de constellatie die vrijheid en welvaren als twee loten aan dezelfde stam voortbrengt, de democratische cultuur verhult zonder welke ze niet kan bestaan. Zoals een vis niet ziet dat hij in water zwemt, zo ziet wie in vrijheid leeft niet welke mechanismen, structuren, instituties en mores nodig zijn om die verworvenheden in stand te houden. Probeer de vrijheid met geboden en verboden af te dwingen – hang bewakingscamera’s op, maak sociale dienstplicht een vereiste voor een formele baan, verplicht mensen om te gaan stemmen – en de vrijheid lost al gauw op in een poging haar te redden.
In uw Cleveringa-lezing, acht jaar geleden, stelde u al dat democratisering de democratie kan ondermijnen. Het vrijgemaakte individu verwart vrijheid met vrijblijvendheid. Zelfontplooiing met zelfverrijking. Hij houdt onbeschoft voor onbevangen en zijn autonomie is assertief.
De burger die zich koning waant, ervaart de staat als deel van het probleem. Het ressentiment jegens de overheid zoals zich dat in de VS nu samenbalt in de Tea Party Movement, sluimerde de afgelopen tien jaar ook door Nederland. In uw woorden: “Er is sprake van grote minachting voor autoriteiten, vooral als de autoriteit de overheid is.” Dat terwijl een daadkrachtige staat (niet noodzakelijkerwijs groot en log) onmisbaar is voor de grootste uitdagingen waar we voor staan; het opnieuw ontwerpen van een eerlijk en stabiel financieel systeem, het verduurzamen van de economie en tegelijkertijd haar innovatievermogen vergroten. Uw verkiezingsprogramma Iedereen telt mee verwoordt terecht de ambitie de overheid effectiever te maken.
Wil de boel bij elkaar blijven, dan is een revitalisering nodig van de democratische cultuur. Een waarin individuen in al hun verscheidenheid deelnemen aan hetzelfde politieke project. Daarvoor is begeestering een noodzakelijke, maar onvoldoende voorwaarde. Daarvoor moeten we durven nadenken over hoe een samenleving zijn burgers vormt: over het vormen van karakters die beschikken over voor de vrijheid noodzakelijke deugden. Over opgroeien in het besef dat vrijheid werk-in-uitvoering is. (Intussen, zo moet ik erbij zeggen, weet ik uit ervaring dat dit moeilijk blijkt voor veel mensen van uw generatie. Voor vijftigers en zestigers van progressieve signatuur lijkt nadenken over deugden onoverkomelijk. Grappig wel dat de generaties die na de jaren zestig en zeventig zijn opgegroeid, zoals ik in het volle genot van de grootst mogelijke vrijheden, daar minder moeite mee hebben.)
De open samenleving heeft meer fundamenten die om onderhoud vragen. Kees Schuyt sprak in 2006 over ‘steunberen van de samenleving’; historisch verankerde instituties die tegenkrachten vormen wanneer de samenleving last heeft van te weinig óf juist te veel sociale binding. Het zijn deze steunberen die uiteindelijk de boel bij elkaar houden.
Een daarvan is een onafhankelijk rechtsproces. Dat is vrij van politieke inmenging, vrij van grote publieke druk. Hoewel de kwaliteit van de Nederlandse rechtspraak in de afgelopen decennia is toegenomen (volgens oud-voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak, Bert van Delden), betwisten burgers en politici steeds vaker rechterlijke uitspraken.
De wetenschap, een andere steunbeer, lijkt, zonder dat daar veel ruchtbaarheid aan wordt gegeven, in te boeten op onafhankelijkheid en kwaliteit. Op internationale ranglijsten van wetenschappelijke prestaties hoort Nederland al jaren niet meer tot de stijgers – en dat terwijl onze economische potentie steeds meer wordt bepaald door onze innovatiekracht. En hoe onafhankelijk is de wetenschap wanneer steeds meer hoogleraarschappen worden betaald door het bedrijfsleven?
Precies hetzelfde geldt voor nog een steunbeer: de media. Onder druk van de markt zijn zowel kwaliteit als onafhankelijkheid in het geding. De nationale blikvernauwing wordt gevoed door beleid bij kranten en tv. Gegijzelde van de noodzaak lezers en kijkers te ‘scoren’, voeren ze buitenlandonderwerpen naar de randen van de krant, naar de randen van nacht. Bezuinigd wordt het eerst op verhalen van buiten Nederland. De ‘opening’ van Journaal en krant komt bij voorkeur uit Nederland. Bij een item over Europa, laat staan Afrika, zappen kijkers massaal weg. Zelfs het beste achtergrondprogramma op de Nederlandse televisie, VPRO Tegenlicht, is niet vrij van kijkcijferterreur. Dat beïnvloedt de keuzes in de montagekamer. Ingewikkelde vraagstukken moeten toch aantrekkelijk – lees: eenvoudig – worden gebracht.
Het spreekt voor zich dat de onafhankelijkheid van de media in het geding is wanneer een krant een investering is die maximale winst moet genereren. Derk Sauer, de nieuwe eigenaar van NRC handelsblad, bemoeit zich met de inhoud van de krant.
Wat minder in het oog springt, is dat de media versplinterd raken. Technologische innovatie en radicale democratisering maken van iedere internetgebruiker nieuwsbron, verslaggever, commentator en lezer-kijker ineen. Afhankelijk van de websites die ze browsen, de zenders die ze per Digitenne of satelliet ontvangen, hebben twee mensen die een portiek delen een verschillend beeld van de werkelijkheid.
In 1450 werd met de uitvinding van de boekdrukkunst de nationale staat mogelijk. Een orale cultuur werd een geletterde cultuur. De bijbel – en daarna het boek in het algemeen – was het eerste massamedium. Daarna kwam de krant en tot slot de televisie. Mensen konden op grote afstand van elkaar dezelfde tekst lezen en hetzelfde beeld zien. Zo hadden ze deel aan dezelfde geschiedenis, dezelfde identiteit, dezelfde toekomst. De verbeelding van dat gedeelde verhaal werd nog krachtiger in de beeldcultuur van de tv. Tot 1989. Toen begon de eerste commerciële zender zijn uitzending. In de jaren negentig en nul is met internet het wereldbeeld als een schitterend mozaïek uit elkaar gevallen.
Maar zonder gedeeld wereldbeeld geen natie. De huidige versplintering van het wereldbeeld maakt het lastiger om de boel bij elkaar te houden.
De versplintering is niet of nauwelijks te pareren. De blikvernauwing wel. Daarvoor moeten er media worden vrijgesteld van de noodzaak fastfoodjournalistiek te bedrijven. Gevrijwaard van de noodzaak tot winstmaximalisatie. Journalistiek van topkwaliteit is een publiek goed zonder welke de open samenleving gevaar loopt.
Er is een steunbeer die ik voor het laatst heb bewaard: respect voor de mensenrechten. Er zijn weinig politici die met evenveel volharding de volwaardigheid en gelijkheid van iedere burger benadrukken als u – het is mooi dat u in de Cleveringa-lezing uw persoonlijke motivatie daarvoor wilde delen. U haalt met regelmaat de Tweede Wereldoorlog aan als het meest scherpe negatief van de samenleving die u voor ogen staat.
En dan kom ik toch nog te spreken over de stokebrand, over Geert Wilders. Die haalt de universele mensenrechten onderuit met een agressiviteit die we ons de afgelopen 65 jaar niet hadden kunnen voorstellen. Wilders ontzegt bepaalde Nederlanders de fundamentele gelijkheid waar iedere staatsburger volgens de wet recht op heeft. Daarmee beschimpt hij de grondbeginselen waarop ons land is gebouwd.
En hier biedt de stokebrand een kans. Hij is, in het jargon van de marketingman, evenzeer een opportunity als een threat. Het is moeilijk om de democratische cultuur en steunberen van de open samenleving te verdedigen, als de rot onzichtbaar is. Met ‘de wereld volgens Wilders’ als contrastkleur, wordt het gemakkelijker mensen met hoofd en hart te winnen voor de liberale rechtsstaat.
Zoals Barack Obama zijn progressieve strijd telkens weer motiveert met verwijzingen naar de Founding Fathers, zo kunt u teruggrijpen op de fundamenten van Nederland. In de Nederlandse onafhankelijkheidsstrijd, eind 16e en begin 17e eeuw, keerden de burgers met de Acte van Verlatinghe hun koning de rug toe. Filips II had hun vrijheden geschonden. De strijd van Willem van Oranje tegen de Spanjaarden was ook een strijd voor geloofsvrijheid en tolerantie.
Die laatste steunbeer is bij u in veilige handen gebleken. Alleen, hij heeft de andere funderende pijlers nodig: een democratische cultuur, onafhankelijke rechtspraak en wetenschap en kwalitatief hoogstaande, onafhankelijke media. Uit uw verzamelde lezingen blijkt een grote zorg voor de open samenleving. Ik zou u willen vragen om voorbij de krassen in de eerste verflaag te kijken, verder dan het electorale vierjarenvizier; om in de wetenschap wát er moet gebeuren de Methode Cohen aan te wenden om de rot te stoppen. Opdat we het machtige bouwwerk van de liberale democratie recht overeind houden.
Ik wens u alle succes.
Met hartelijke groet,
Marcia Luyten
**
Brief aan Job Cohen verscheen in Socialisme & Democratie mei 2010