Zielige negertjes afzeiken is onbeschaafd. Toch is dat een gangbaar programmaonderdeel aan het worden. Maar wie zo taboes sloopt, sloopt de beschaving zelf, stelt Marcia Luyten. Het is hier geen Afrika.
‘De neger is kloek gebouwd; de romp is breed en goed geproportioneerd, de ledematen zijn goed ontwikkeld. Over ’t algemeen heeft de neger in zijn prille jeugd een zeer open verstand. Hij leert vlug maar dit vermogen verzwakt vlug tengevolge van sexuele overdaad en misbruik van gegiste dranken.”
Zo staat in de in 1952 uitgegeven Reisgids voor Kongo en Ruanda Urundi. Die gids heeft met ‘de neger’ geen moeite: „De neger is opgewekt van zin, houdt van muziek en dans … maar hij wordt dra twistziek, kwaad en wreed, wanneer hij dronken is. Tengevolge van zijn gemakzucht wordt de zwarte van luiaardij verdacht. Doch wanneer hij goed is getraind en aan passend werk wordt gezet, is zijn arbeid renderend.”
Zwarte Piet lijkt onmiskenbaar op ‘de Neger’ uit de koloniale reisgids. Hij is behendig en sterk (een acrobaat op de daken), hij is vrolijk en danst graag. Hij is vriendelijk, gedienstig en ook een beetje dom.
Het is vanwege dat beeld, dat veel Afro-Nederlanders niet van het sinterklaasfeest houden. De knechtjes van de sint geven een geridiculiseerd beeld van ‘mensen met een bruine huid’, schreef Liesbeth Tjon A Meeuw in Trouw. Als kind werd ze uitgescholden voor Zwarte Piet.
Dat gebeurt vandaag de dag ook, niet alleen door kinderen. Op Prinsjesdag liep een tv-verslaggever in Den Haag naar een groepje mensen in traditionele dracht: een grote zwarte man gewikkeld in rode doeken, een West-Afrikaan in een bubu, een klein vrouwtje in een glinsterende sari, wat de verslaggever noemde: „een bus met zielige negertjes”. (Ze waren daar bij wijze van protest neergezet door VoiceOver 2015, dat in het debat over hulp een ‘zuidelijk’ geluid wil laten horen.)
De journalist hield zijn microfoon onder de neus van een zwarte man: „Bent u op 5 december vrij?”
De Afrikaanse man keek de verslaggever onbegrijpend aan.
Rutger Castricum legde uit: „I ’m looking for a black piet.”
„Hoe bedoelt u?”, vroeg de man.
„Nou, ik heb op 5 december een zwarte piet nodig..”
„Aach… het spijt me meneer…ik ben bang dat dat niet gaat lukken.”
„Volgeboekt zeker!”
Castricum wendde zich tot de man in rode doeken, een Masai, en vroeg: „Could you please polish my shoes?”
De Neger is terug. Zwarte Nederlanders durven Zwarte Piet ter discussie te stellen – daarbij geholpen door Dordtse politieagenten die hardhandig brave antiracismedemonstranten tegen de grond werken. En alsof de Reisgids voor Belgisch Kongo zijn etnografisch kompas is, zeikt Rutger Castricum ‘zielige negertjes’ af.
Maar niet alleen PowNews komt met de Neger. Volkskrant-columnist Sylvia Witteman twitterde: „Is er een neger in de zaal? Wat vindt u van het woord ‘neger’?” In het snikhete Pisa zag Witteman ‘negers’ die niet zweetten, zelfs niet onder hun ijscomutsje. In België begint een Congolese student een proces tegen de uitgever van Kuifje in Congo. De dag vóór Prinsjesdag presenteerden De Jakhalzen in De Wereld Draait Door (DWDD) het ‘Neger Uur Journaal’: „Welkom dames, heren en negers. Gaat u lekker zitten, negers kunnen blijven staan…”
Even later mocht de neger de Jakhalzen een drankje serveren.
Aanleiding voor deze persiflage was een Volkskrant-column van Annemarie Oster. Daarin beklaagde zij zich over het gebrek aan mannelijke aandacht. „Inmiddels zijn er vele jaren verstreken en zien zelfs negers mij niet meer staan.” De Jakhalzen bespraken het leed van Annemarie Oster („een lekker wijf opgesloten in een oud lijf”) met Humberto Tan en John Leerdam, ze praatten over Zwarte Piet en de slaventekening op de Gouden Koets. Ze sloten af met „het weer: morgen weer regen. Dat lijkt vervelend, maar bedenk dan dat ‘regen’ een anagram is van ‘neger’.”
Wat maakte het Neger Uur Journaal tot een persiflage en PowNews racistisch? Dat is niet alleen door het verschil in publiek. Makers en kijkers van DWDD behoren tot het deel van de bevolking dat hoeder was van de politieke correctheid waardoor de liefhebbers van PowNews zich jarenlang onderdrukt hebben gevoeld. Wanneer DWDD met de Neger spot, oogt dat als zelfbevrijding. Wanneer PowNews met de Neger spot, is het alsof de xenofoob zijn masker afwerpt.
Het is niet alleen de perceptie van de kijker die de ene uitzending best grappig maakt en de ander onkies. Het grote verschil is dat De Jakhalzen ‘Negerzaken’ bespreken met mensen die weten wie De Jakhalzen zijn. Mensen die de taal en de vragen begrijpen. De ironie druipt ervan af.
PowNews maakt misbruik van de argeloosheid van de ondervraagden. Op een savanne ziet de Masai de hyena op honderden meters afstand. Op het Plein in Den Haag is hij niet op zijn hoede.
Beleefd en behulpzaam staan de Afrikanen de journalist te woord. Castricum op zijn beurt zaait verwarring, oogst hoongelach. Die vernedering is geen ongelukje. Daar is doelbewust op aangestuurd. En dat is pijnlijk. De Afrikanen die zó graag aandacht willen dat ze daarvoor in klederdracht voor aap gaan staan, worden alleen door Rutger Castricum gehoord.
Maar laat Zwarte Piet en al die beeldexegese even voor wat ze zijn. Kijk alleen naar het woord ‘neger’. Mag je het in 2011 over negers hebben? Volkskrant-poprecensent Pablo Cabenda vindt van wel – mits onder bepaalde voorwaarden. Je mag niet ‘neger’ zeggen als je daarmee „schaamteloos” verwijst naar „de klassiek lichamelijke kwaliteiten van de zwarte man (lekker dansen, dito neuken)”. Ook mag je het woord ‘neger’ niet gebruiken zonder je rekenschap te geven van de beladenheid van het woord.
Over die verwijzing naar dansen en neuken zou ik me niet zo druk maken – gun elk volk of dorp, elke kleur en stam zijn merites en zijn mythes. De al dan niet bewuste (negatieve) connotatie van het woord neger, daarentegen, is van groot belang.
‘De neger’ is drager van een historisch trauma, de slavernij. Zwarte Piet, hoe graag ook ik hem als schoorsteenveger zie, stamt van die misdaad af. Dat Nederland geestdriftig heeft bijgedragen aan de Afrikaanse slavenhandel, werd duidelijk in De Slavernij, de onlangs door de NTR uitgezonden tv-serie. Die geschiedenis is onvoltooid verleden tijd. Pas tien jaar geleden bood de Nederlandse regering de Surinamers een keer excuses aan. De daaropvolgende vraag om herstelbetalingen lijkt me onzin, maar een dieper besef van wat koloniale machten Afrika en Afrikanen hebben aangedaan, is broodnodig.
Het verwerken van dat verleden is belemmerd door het massieve taboe dat in de jaren tachtig eerst over het begrip ‘neger’ is gelegd, en vervolgens over alles met een andere kleur dan lelieblank – een begrip dat overigens net zo beladen is omdat ‘blank’ raciale superioriteit in zich draagt. De ‘negerzoenen’ uit mijn jeugd werden ‘Buys Zoenen”. De donkerbruine sigaren aan de Lisdodden heten nergens meer ‘negerpiemels’.
Politieke correctheid maakte na de jaren zestig een betekenisvol gesprek over omgaan met verschillen onmogelijk. De enige mogelijke discriminatie was de positieve. Ons schuldgevoel werd verpakt in permissiviteit.
Toen ik midden jaren negentig in het Amsterdamse debatcentrum De Balie werkte, ontbrandde daar strijd over de vraag of Frits Bolkestein er mocht komen spreken – die benoemde het taboe op integratieproblemen. De doorsnee Nederlandse neger schoot met die zelfcensuur weinig op. De Bijlmer, Amsterdamse buitenwijk met een hoge concentratie Surinamers, werd synoniem voor werkloosheid, drugsoverlast, criminaliteit en verloedering.
Inzake mores en moraal heeft Nederland een talent voor doorslaan. Zo gezagsgetrouw als de gemiddelde Nederlander vóór de Tweede Wereldoorlog was, zo groot was zijn afkeer van handhaving, discipline en gezag na de jaren zestig. Het bijbehorend taboe op het open en kritisch bevragen van nieuwkomers, het taboe op het woord ‘neger’, slaat nu weer om in zijn tegendeel. Ineens moet alles zo bot mogelijk gezegd.
Rutger Castricum en Geert Wilders gedragen zich als de frontsoldaten. Met een sloophamer gaan ze niet alleen taboes, ook beschaving in zijn letterlijke betekenis (minder ruw maken, verfijning) te lijf. In hun gezelschap zijn ‘wellevendheid’ en ‘goede smaak’ een krankzinnig anachronisme.
Want televisie moet amuseren en wat is grappiger dan iemand te kakken zetten. Castricum vraagt vrouwelijke Kamerleden wat ze van Jeroen Pauw vinden en maakt kokkende geluiden als hij zijn vuist voor zijn mond op en neer beweegt. In dat ranzig verlangen tot vernederen doet Castricum denken aan The Joker. Hij heeft vrij spel, omdat het Binnenhof geen Batman heeft. Uit angst mikpunt te worden van diens spot, proberen ook linkse kopstukken de kwelgeest te behagen.
Nederland mist een kompas voor het leefbaar midden. De politieke correctheid was verstikkend en daarmee gevaarlijk – het ressentiment van vandaag is gevoed door dertig jaar morele repressie. Tegelijkertijd wordt samenleven lastig waar afzeiken en uitlachen de omgangsvorm zijn; vernedering is de kiem van geweld.
Het midden is ergens waar wit of zwart niet uitmaakt. Waar we een negergrap kunnen maken zoals we lachen om Belgen, Indianen of Chinezen, in het besef van het onmenselijk leed dat 12 miljoen Afrikanen en hun nakomelingen is aangedaan.
Voor we daar zijn, moeten we door de wederzijdse pijn over de slavernij heen. We kunnen Zwarte Piet alleen behouden door zijn afkomst te erkennen – om hem daarna om te vormen tot een schoorsteenveger, zonder kroes en dikke lippen. De koningin moet de afbeelding op haar Gouden Koets vooral laten zitten. Het tableau met zwarte dienaren die geschenken aanbieden aan de Nederlandse vorstin is een monument voor dat beladen verleden. We moeten dat verleden niet afkrabben, zoals GroenLinks voorstelde, we moeten het onder ogen zien. Zoals leerlingen op de basisschool horen over de Tweede Wereldoorlog, zo moeten ze leren wat slavernij is. Het sinterklaasfeest is een goede gelegenheid om kinderen die niet meer geloven te vertellen over zwarte jongetjes – knechtjes, slaven, lijfeigenen van witte mannen.
Intussen maakt de spotternij van Rutger Castricum het moeilijk om Zwarte Piet nog te redden. Als hij een onbekende zwarte man op straat vraagt of die op 5 december beschikbaar is, heeft Liesbeth Tjon A Meeuw een sterk punt. En dat is niet de enige manier waarop PowNews zichzelf in de voet schiet. Naarmate dat uitlachen meer gemeengoed wordt, voert PowNews het superieur geachte Nederland naar een meer Afrikaanse stiel van sociale omgang. In de zes jaar dat ik in Afrika woonde, zag ik dat leedvermaak gemeengoed is. Wie in Afrika van zijn fiets valt, wordt eerder uitgelachen dan geholpen. Toen mijn Rwandese vriend Deo in de stationshal in Amsterdam met zijn koffer van de trap donderde, was hij verbijsterd door de reactie van omstanders. Beschaamd keek hij rond. Maar er was niemand die om hem lachte. Voorbijgangers hielpen hem overeind. Zo bezien is PowNews op weg zijn programma te modelleren naar een soort van ‘negernieuws’.
Marcia Luyten is cultuurhistoricus, econoom en publicist.
**
In gewijzigde vorm eerder verschenen in Internationale Samenwerking