Draaglijk licht engagement, de Volkskrant 24-12-2005

Dertigers verbeteren feestend de wereld, jubelen de coole idealisten. Lekker met het vliegtuig, maar dan wel een paar bomen laten planten. Maar moeten we wel zo blij zijn met een generatie die alleen een bijdrage wil leveren aan een betere wereld als zij engagement blijkt alleen uit gedrag. Dus pak wat minder vaak de auto of het vliegtuig.

Wij dertigers nemen deze dagen graag ons idealisme de maat: toont mijn generatie, geboren in de jaren zeventig, zich betrokken bij de wereld om zich heen? Nou en of, meent generatiegenoot Evert Nieuwenhuis, auteur van De grote globaliseringsgids: `Het nieuwe engagement bruist en borrelt overal.“

Nieuwenhuis schetste dat idealisme onlangs ook in NRC Handelsblad: meer dan duizend jongeren vieren in de Melkweg De Nacht van de VN en juichen Ruud LubbersAmnesty International en luisteren op een popfestival of MTV naar een politiek debat. We verbeteren feestend de wereld, klinkt zijn aanstekelijk credo. toe als ware hij Bono. Ze sturen protest-sms`jes naar

Nieuwenhuis kent de kritiek die het nieuwe engagement uitlokt: `Het moet wel leuk blijven, anders zappen ze weg`, om vervolgens juist de vraag naar gedrag onbeantwoord te laten. `Schuif dit `idealisme à la carte` niet terzijde – je bereikt er meer mee dan een strak keurslijf van idealen.`

Hier schetst Nieuwenhuis de verkeerde tegenstelling. Het gaat niet om de vraag welk soort idealen het meeste effect sorteert. Het gaat om de discrepantie tussen gedachte en gedrag. Met alleen idealen – à la carte of als een jaren-zestig-standaardmenu – bereik je niks. Het gaat om wat je doet. En nalaat.

Cool-idealisme hoort bij de lifestyle van jonge hoogopgeleiden. Nieuwenhuis verwijst dan ook naar een habitus, een die schuilgaat achter het mombakkes van idealisme. Het feest-engagement is een stijlicoon. Werkt het nieuwe engagement dan niet door in gedrag? Jazeker wel, zegt Nieuwenhuis, en hij somt op: betaal je ipod zonder schuldgevoel door ook geld over te maken aan een onderzoeksproject in Afrika. Vlieg naar New York maar laat ook 59 bomen planten. Koop niet automatisch de goedkoopste boontjes.

Precies daar lopen praktijk en idealisme uit elkaar. Wat blijkt? Wie in woord geëngageerd is, toont dat lang niet altijd in daad. Zo`n tachtig procent van de Nederlanders zegt Max Havelaar-koffie te steunen. Minder dan 3 procent koopt het. De consument wil goedkope koffie.

En is er dan iets mis met het storten van geld voor een goed doel? Integendeel. Of, zoals Nieuwenhuis vraagt: mag goeddoen soms niet leuk zijn? Tuurlijk wel. De tijd dat al wat goed was bitter moest smaken is echt wel voorbij. Alleen: een i-pod kopen en ter geruststelling geld storten voor Afrika laat zich niet goed aanmerken als een daad van idealisme. Er is namelijk geen keuze gemaakt tussen alternatieven die met elkaar op gespannen voet staan.

Met zat geld op zak is goeddoen niet moeilijk. Dan kan het én-én: consumeren, genieten en de wereld verbeteren. Opnieuw: daar is niks mis mee, maar maak het niet mooier dan het is. Het feest-idealisme benadert zo de levenslust van de proto-katholiek: geniet van het leven en wees niet bang voor een beetje hypocrisie als dat heel maakt wat eigenlijk verscheurd is.

Ook al kan het soms win-win, dat doet niets af aan de realiteit dat we klimaatverandering alleen vertragen als we minder vliegen, autorijden, kopen, stoken, bouwen; daar helpen 59 troostbomen niet aan. Als we armoede in Afrika willen verminderen, moeten we aids en oorlog stoppen. Dat vraagt grote investeringen in artsen, medicijnen en militairen. Ook moeten veel Europese boeren failliet en moeten wij duurdere producten kopen. Waardoor we minder geld overhouden voor feestjes. En die uitruil, daar lijken dertigers niet toe bereid.

De charmante hink-stapsprong waarmee Evert Nieuwenhuis de tegenstelling tussen genieten en goeddoen overstijgt, staat niet op zichzelf. Wat geldt voor betrokkenheid bij leed ver weg, gaat ook dicht bij huis op. In hun boek Kiezen voor de kudde, lichte gemeenschappen en de nieuwe meerderheid laten Jan Willem Duyvendak en Menno Hurenkamp de tegenstelling tussen individu en gemeenschap oplossen in `de lichte gemeenschap`. Het gaat dan om `lidmaatschappen die je kunt opzeggen, in plaats van verwantschappen voor het leven. Dat leidt tot vluchtiger banden, maar ook tot meer connecties.` Belangrijk is dat deze gemeenschappen nieuwkomers toelaten, en dat je er ook weer uit kunt vertrekken.

Zo`n gemeenschap is precies wat hij belooft: draaglijk licht. Die hoeft het individu niet in zijn vrijheid te belemmeren. Alleen is de vraag hoeveel `de gemeenschap` – zo zonder adjectief staat het woord er ineens hulpeloos en ouderwets bij – opschiet met de onlosmakelijke vrijblijvendheid. Zetten de dertigers zich nog in voor een publieke zaak als dat niet onmiddellijk leuk of rendabel is?

Die maatschappelijke bindingsangst lijkt niet van alle tijden. In het dorp waar ik ben geboren, werden de laatste 33 zomers afgesloten met een feest. Kasteel Wijnandsrade is dan twee dagen in voorbije tijden: jonkvrouwen wiegen hun jurken vol brokaat als de minstreel zijn liefdeslied zingt. Een smid slaat een veldkruis. Aan tafels met schragen eten dorpsbewoners en duizenden bezoekers versgebakken brood met zure zult en drinken ze (natuurlijk Limburgse) wijn en bier.

Dagen tevoren rijdt de kasteelboer zijn wagens en machines de schuren uit. Ook de bewoners van het kasteel maken met hun auto`s en tuinmeubels plaats voor de honderden vrijwilligers die, onder aanvoering van een horde vijftigers, erf en hof innemen met bezems, marktkramen, snoeren en podiumblokken. Dat alles om de kas van de handbalvereniging te vullen. Ook al betalen de leden een minimale contributie, deze sportclub is goed uitgerust. Van de winst van het feest worden T-shirts, trainingspakken, ballen en andere feesten betaald.

Aan het folklorefestival doet een groot deel van de dorpelingen mee – ook mensen die niks met handbal hebben. Het feest voor de Limburgse cultuur bestaat alleen dankzij al die mensen die ook komen opdagen als het eens niet helemaal of zelfs helemaal niet leuk is.

Maar het dorp is eigentijdser dan het misschien zou willen. Jonge ouders hebben geen zin meer om het sportteam van hun zoon of dochter naar een uitwedstrijd te rijden. De handbalvereniging zag zich genoodzaakt eerder ongeschreven regels expliciet te maken: ouders moesten eens per seizoen met de auto mee. Een vrouw van begin dertig zei dat ze daar geen tijd voor had, maar dat ze graag meer contributie zou betalen. Over meewerken op het feest voor Limburgse cultuur maakt de voorzitter zich geen illusies meer. Hij snapt hoe het zit: `Dertigers kopen hun betrokkenheid af.`

Mijn generatie zoekt idealisme zonder altruïsme. Gemeenschappen lusten we alleen light, net als het feestidealisme. Goeddoen? Heel graag, als we er geen last van hoeven hebben. Dat is engagement in geest zonder betrokkenheid in gedrag.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *