Ontwikkelingshulp en het verraad van Knapen, NRC 13 mei 2011

Nog voordat vier seizoenen zijn gepasseerd, verloochent de staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken datgene waar hij voor zegt te staan. Ben Knapen (CDA) bepleit op dinsdag 17 mei in de Tweede Kamer een nieuw beleid voor ontwikkelingssamenwerking. Daarin staan niet de belangen van Afrika’s armen centraal. Bovendien misbruikt hij het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid waarop hij zijn radicale koerswijziging zegt te baseren.

Dat ontwikkelingshulp moest worden herzien, was zonneklaar. In ontvangende landen had hulp nogal eens onbedoelde effecten; ze hielp machthebbers die vooral zichzelf en niet de allerarmsten vooruit helpen. In Nederland gebeurde iets soortgelijks in wat Bert Koenders (ontwikkelingssamenwerking, PvdA) “de hulpindustrie” noemde. Diplomaten en hulporganisaties kregen de neiging doel en middel te verwisselen; daar steeg niet het inkomen van Afrika’s allerarmsten maar dat van de directie. Daar stond het overleven van de hulporganisatie hoger op de agenda dan dat van de 1,2 miljard ‘verworpenen der aarde’.

In tijden van toenemende hulpscepsis schreef de WRR in 2010 een rapport dat de contouren schetst van eigentijdse ontwikkelingshulp: Minder pretentie, meer ambitie. De regering Rutte nam het WRR-rapport als uitgangspunt voor zijn beleid.

Twee cruciale aanbevelingen uit dat rapport: 1. Hulp moet zich richten op de economische ontwikkeling van arme landen. Dat betekent: het stimuleren van het lokale bedrijfsleven, en – omstreden aanbeveling van de WRR: niet vanzelfsprekend massaal  investeren in sociale sectoren als onderwijs en gezondheidszorg. 2. Nederland moet zijn hulpinspanningen concentreren op minder landen. Hulp moet zijn gebaseerd op specifieke  diagnoses van individuele landen.

De eerste aanbeveling viel bij de gedoogcoalitie in vruchtbare aarde: Hulp moet economische zelfstandigheid bevorderen. Minister en staatssecretaris van Buitenlandse Zaken stortten zich gretig op die noodzaak tot ‘economische ontwikkeling’. Want daarvoor kon, volgens het kabinet, het Nederlandse bedrijfsleven worden ingezet.

Zo voegde de hulp zich in de ideologie van CDA, VVD & PVV: de bevordering van Nederlandse welvaart is richtinggevend voor buitenlandbeleid. Knapen schrijft aan de Tweede Kamer dat hij keuzes maakt op basis van “de relevantie voor armoedebestrijding …en … het strategisch belang voor Nederland. Waar staan Nederlandse belangen op het spel, zowel maatschappelijk als commercieel.”

Wie wel eens in Afrika rondliep, weet dat economische ontwikkeling wordt gehinderd door een complex geheel van belemmeringen en problemen. Economische groei stagneert doordat de bevolking niet gezond is of onvoldoende is opgeleid. Vaak is infrastructuur – slechte wegen – een doorslaggevende hindernis, en in veel landen bestaat een ongunstig ondernemersklimaat: geen eigendomsrechten, kadaster of Kamer van Koophandel. In nagenoeg alle landen waar de 1,2 miljard allerarmsten wonen, wordt breedgedragen economische ontwikkeling gefrustreerd door de politieke elite. Die gebruikt de middelen van de staat vooral voor het behoud van zijn macht. Ontwikkeling van de massa en het ontstaan van een middenklasse is niet in het belang van deze machthebbers – een politieke dimensie van armoede die overigens ook door de WRR is veronachtzaamd.

De beleidsbrieven van Ben Knapen stoelen op een ernstige denkfout. Het stimuleren van bedrijvigheid in arme landen heeft op voorhand niets te maken met het (Nederlandse) bedrijfsleven. Natuurlijk kan het een ontwikkelingsland helpen als een Nederlands bedrijf investeert in lokale productiecapaciteit. Bij social business worden zowel winsten als ontwikkelingsdoelen gerealiseerd. Maar het gros van de Nederlandse bedrijven zal met zo min mogelijk strapatsen winst willen maken.

De denkfout negeert ook hoe echte hulp het ondernemersklimaat kan bevorderen. In Bundibugyo, grensgebied tussen Congo en Oeganda, richtte een Nederlandse hulporganisatie een bank op: Ambition Lending. Deze bank geeft kredieten aan allerlei lokale ondernemers – aan de slager, cacaoboer of zakenjongen met oplaadpunten voor mobieltjes.

Alle bankklanten worden uitgebreid geselecteerd. In gesprekken met de aanvrager, buren en de dorpsoudste wordt iemands kredietwaardigheid bepaald. De klanten van Ambition Lending krijgen een training boekhouden en andere bedrijfseconomische cursussen. De bank helpt haar klanten ook in de discipline om terug te betalen. Dit is geen bedrijf met een winstmotief maar een hulporganisatie aan het werk. Die boekt overweldigend groot succes in het aanjagen van de lokale bedrijvigheid – dankzij gedegen kennis van de lokale situatie en een op maat gesneden hulpprogramma.

De tweede cruciale aanbeveling van het WRR-rapport: hulp baseren op uitgebreide, specifieke landenanalyses, is pover uitgevoerd. Schrappen in het aantal hulplanden, daar was het kabinet als de kippen bij. Maar de fundamentele, complexe analyse van elk land waarmee we een langdurige hulprelatie willen, ontbreekt in de brieven van Knapen. Waar gedegen studie was vereist, dragen beleidsbrieven de sporen van een natte vinger.

Het Centrum voor Ontwikkelingsvraagstukken van de Universiteit Nijmegen (CIDIN), vergeleek de 15 geselecteerde en de 18 afvallende landen op basis van de door BZ geformuleerde uitgangspunten. Het CIDIN concludeerde dat de selectie willekeurig was.

Wanneer de Tweede Kamer haar goedkeuring geeft aan het nieuwe beleid voor ontwikkelingssamenwerking, tekent ze voor een van de meest ingrijpende herzieningen van ontwikkelingssamenwerking in 60 jaar. Dat is: met nog maar 15 landen een langdurige hulprelatie. Een bezuiniging in 2011 van 400 miljoen en in 2012 900 miljoen euro.

Minister Rosenthal (Buitenlandse Zaken, VVD) schreef geschiedenis door mensenrechten te laten vallen als speerpunt van het Nederlands buitenlandbeleid. Staatssecretaris Knapen schrijft geschiedenis door armoedebestrijding neer te leggen bij het Nederlandse bedrijfsleven. Hij pleegt verraad aan het WRR-rapport waarop hij zich zegt te baseren en hij breekt met een lange traditie: hulp begint bij de belangen van de 1,2 miljard die leven aan de stinkende onderkant, niet bij die van de BV Nederland.

**

Marcia Luyten is cultuurhistoricus en econoom. Ze werkt als publicist en is auteur van onder meer ‘Ziende blind in de sauna: hoe onze politiek, economie en cultuur ‘Afrikaanse’ trekken krijgen.’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *