Afrika is helemaal niet voorbestemd voor onderontwikkeling. Het is een van de misvattingen die Ha Joon Chang in zijn boek aan de orde stelt. In een Afrikaans land zijn mensen veel ondernemender dan in het Westen, zegt Ha-Joon Chang, de Zuid-Koreaanse econoom die korte metten maakt met de mythe van de vrije markt. Alleen kun je in een Afrikaans land 100 elektronicahandels naast elkaar hebben met zeer getalenteerde techneuten en ondernemers erin, en toch slaan ze de handen niet ineen. Toch ontstaat er geen groot bedrijf dat, zoals Chang het steeds formuleert, “productiviteitsgroei genereert”. En dus is Afrika arm.
In ’23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme’ presenteert hij de fabels die al dertig jaar lang economieën over de hele wereld schade berokkenen. Die fabels komen uit de neoliberale doctrine die de vrije markt heilig verklaart en de overheid vervloekt. Deze leer is niet nieuw, ze stamt van 250 jaar terug, maar Milton Friedman maakte haar in de jaren tachtig populair. Ze heeft Afrika, dat al wat handicaps van zichzelf heeft, de das omgedaan.
Friedman was een handige jongen, vertelt Chang. “Bijster origineel was hij niet, maar hij was een geweldige communicator.” In de jaren zestig vond men hem een extremist, zegt Chang. Toen won hij in 1976 de Nobelprijs voor Economie en maakte hij in 1980 een tv-serie over economie: Free to Choose. Daarmee bereikte hij mensen die nooit een boek over economie zouden lezen. Zoals ene…. Ronald Reagan? Chang lacht. “Waarschijnlijk is het zo gegaan.”
De 40e president van Amerika bracht Friedmans theorie als ‘Reaganomics’ in de praktijk. Zijn vriendin Margaret Thatcher deed hetzelfde in Engeland, en voor dertig jaar was er geen houden meer aan. Elke economie kreeg het standaardrecept opgelegd: het vrijmaken van markten (tariefmuren afbreken en regulering voor kapitaalmarkten afschaffen), het terugdringen van de overheid en het bezuinigen op sociale uitgaven. Dat alles vanuit het idee dat wanneer iedereen zijn eigenbelang najaagt, we met zijn allen beter af zijn.
Flauwekul, zegt Chang. De ideologie van de vrije markt heeft de meeste mensen schade berokkend. Eén: de vrijemarktdoctrine is slecht voor economische groei. Twee: de economie wordt er instabiel van. En drie: de ongelijkheid tussen arm en rijk wordt steeds groter. De ergste financiële crisis sinds de jaren dertig was een van de gevolgen. Chang: “Toch wordt de vrije markt nog steeds gepredikt door de kleine minderheid die er voordeel bij heeft: de mensen met geld en macht.”
Ha-Joon Chang mag dan professor zijn aan Cambridge, hij is en blijft een kind van zijn geboorteland. In al zijn werk figureert Zuid-Korea als het voorbeeld van hoe het anders kan. Zijn land onttrok zich aan de vrijemarktdruk, en triomfeert. Van een hopeloos ontwikkelingsland in de jaren vijftig – “Amerika’s ontwikkelingsorganisatie USAID noemde Zuid-Korea een bodemloze put”, naar een belangrijke speler in de wereldeconomie in 2010. Het land produceert hightech goederen, maar ook de staalindustrie is groot, net als de scheepsbouw, auto-industrie en elektronica. De G20-top die het land afgelopen november organiseerde, is een erkenning van die geslaagde klim op de mondiale ladder.
Precies die ladder staat centraal in zijn eerste boek Kicking away the ladder (2003). Daarin zegt Chang dat het Westen ontwikkelingslanden niet toestaat datgene te doen waardoor ze zelf rijk konden worden. Dat is: opkomende industrieën helpen, ze beschermen tegen concurrentie van buiten en actieve industriepolitiek door de overheid. Rijke landen bewijzen die succesformule. Bijna alle grote Amerikaanse bedrijven zitten volgens Chang in sectoren waarin de overheid zwaar investeerde in Onderzoek & Ontwikkeling.
Dat idee van de afgesloten weg omhoog vertaalde hij vijf jaar later in een boek voor een breed publiek: Bad Samaritans, oftwel: slechte weldoeners. In dat boek figureert zijn zoontje. Jin-Gyu is dan zes. “Hij is van mij afhankelijk, maar hij is prima in staat zijn eigen inkomen te verdienen. Per slot van rekening hebben miljoenen kinderen van zijn leeftijd al een baan.” Het zou zijn karakter goed doen, gaat Chang verder, want nu heeft-ie totaal geen besef van geld. “Hij is overbeschermd en moet worden blootgesteld aan concurrentie, zodat hij productiever wordt. Ik zou hem van school moeten halen en een baantje voor hem vinden.”
Het typeert Ha-Joon Chang. Zijn boeken zijn vlot geschreven, staan vol herkenbare voorbeelden, mooie stukjes geschiedenis en prikkelende stellingen. Zijn kritiek op het neoliberalisme gaat als een heet mes door de boter. Eigenlijk net zoals de boeken van Milton Friedman als warme broodjes over de toonbank vlogen. Changs 23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme voert nu in Zuid-Korea alle bestsellerhitlijsten aan.
Verder met Jin-Gyu. Zijn vader schrijft: “I hoor u zeggen dat ik gek moet zijn. Kortzichtig. Wreed. Dat ik mijn kind moet beschermen. Als ik hem nu de arbeidsmarkt op breng, wordt hij misschien een goeie schoenenpoetser, maar nooit een hersenchirurg of een atoomonderzoeker.”
De kleine Chang staat symbool voor elk ontwikkelingsland. Wil dat groeien door het opbouwen van een eigen productiecapaciteit, dan zullen opkomende industrieën moeten worden afgeschermd, betoogt Chang. Precies zoals Europa en Amerika ten tijde van hun industrialisering hun markten hebben beschermd. Maar nu ze zelf rijk en machtig zijn, ontzeggen ze ontwikkelingslanden die mogelijkheid. Via de Wereldbank, het IMF, de Wereldhandelsorganisatie en als voorwaarde voor hun eigen hulp verbieden ze protectionisme. En schoppen daarmee de ladder naar boven weg.
Maar die slechte weldoeners hebben waanideeën over hoe de economie werkt. In zijn laatste boek ontmaskert Ha-Joon Chang de verkeerde assumpties die het vrijemarktkapitalisme schragen. “Dan is het als met het Christendom”, zegt Chang. “Als daar de aanname van de zonde wegvalt, zakt onder het Christendom de bodem uit.”
Het eerste ‘ding’ is nogal fundamenteel: de vrije markt bestaat niet. Elke markt wordt begrensd door regels. En die neoliberale begrenzingen zijn politiek gemotiveerd. Neem arbeid. Totaal onvrij. Ha-Joon Chang mág zijn zoon helemaal niet laten werken want kinderarbeid is bij wet verboden. Lonen in rijke landen worden meer dan wat ook bepaald door de beperking van arbeidsmigratie. Zou de arbeidsmarkt echt vrij zijn, dan zou volgens Chang 80 tot 90% van de arbeiders worden vervangen door goedkopere, vaak meer productievere, immigranten.
Ook ondermijnend voor de vrije markt ideologie: meer macro-economische stabiliteit heeft de wereldeconomie niet stabieler gemaakt. In een fascinerend hoofdstuk laat Chang zien hoe een centraal leerstuk uit het neoliberalisme op drijfzand berust. Het overdreven beteugelen van inflatie – de heilige opdracht aan iedere minister van Financiën – is helemaal niet goed voor de economie. Het drukt investeringen, drukt de groei en leidt tot verlies aan banen.
Aan de hand van de Amerikaanse dollarbiljetten laat Chang zien dat wie rijk wil worden zijn markten moet afschermen. De Amerikaanse geschiedenis aan de hand van de koppen op de dollarbills: Alexander Hamilton op het briefje van 10 was niet alleen warm voorstander van het beschermen van jonge industrieën, hij pleitte voor publieke investeringen in infrastructuur en stimulering van de bankensector. George Washington op de 1 Dollar: hij wilde bij zijn inauguratie per se kleren aan van Amerikaanse makelij, niet de kwalitatief veel betere uit Engeland. En Abraham Lincoln (het vijfje) bracht invoertarieven tot recordhoogte. “Als dode presidenten konden praten, zouden ze Amerikanen en de rest van de wereld vertellen hoe het beleid dat hun opvolgers propageren precies het tegenovergestelde is van wat zij voerden om een tweederangs agrarische economie te transformeren tot ’s werelds grootste industriële mogendheid.”
Welk inzicht heeft Chang zelf verrast? Echt nieuw zijn ze niet, zegt Chang. Het is allemaal al eens in academische literatuur verschenen. “Ik heb ze bijeengebracht en toegankelijk opgeschreven.” Het enige verrassende, zegt de econoom, is zijn stelling dat de wasmachine veel ingrijpender was voor de economie dan internet. Door de wasmachine konden vrouwen buitenshuis gaan werken, en dat was revolutionair. Dat wordt onvoldoende gezien omdat we veranderingen in het heden overwaarderen. Bovendien zijn het mannen die internet grote waarde toedichten en laat die nou net veel internetten en weinig wassen. In het eerste ISLive! debat bevestigde Peter van Lieshout onbedoeld die stelling. Volgens van Lieshout, schrijver van het WRR-rapport over hulp, zat Chang er met die wasmachine naast. Chang bracht zijn emancipatoir wapen in stelling en zei: “Ga jij maar eens met de hand de was doen. Ik zie jou nog niet elke dag met je was naar de rivier lopen.”
Bijna alle landen die de laatste 20 jaar stevige economische groei lieten zien, hebben de vrije markt de rug toegekeerd. In Latijns Amerika ontstond volgens Ha-Joon Chang grote frustratie over de neo-liberale politiek. “Na jaren markten te hebben vrijgemaakt, klapten hun economieën in elkaar. Toen zeiden de neoliberale adviseurs: “Dat komt omdat jullie nog niet genoeg hebben geliberaliseerd.” Latijns Amerika wordt nu geregeerd door linkse leiders die zich niks laten vertellen door de vrijemarktdenkers. Ze behalen nu meer economische groei.”
Toen Afrikaanse staten vlak na de onafhankelijkheid nog niet werden gedwongen tot vrijhandel, was Afrika’s groei helemaal niet zo slecht. Chang: “In de jaren zestig en zeventig was de groei van het inkomen per hoofd van de bevolking 1,6%. Dat is weliswaar minder dan Latin Amerika (dat toen groeide met 3 tot 4%) en Zuid-Oost Azië (bijna 6%), het is niet niks. In de industriële revolutie groeiden westerse economieën tegen de 1%, soms 1,4, maar zeker niet meer.” Sinds de jaren tachtig is dat ingestort. De laatste jaren groeien veel Afrikaanse economieën weer, dankzij de Chinezen. “Nu is de regio waar ze 30 jaar geleden was.”
Op de vraag hoe Ha-Joon Chang Afrika echt aan de praat wil krijgen, heeft hij een minder duidelijk antwoord dan op de vraag waarom dat nog niet lukte. Structurele en culturele factoren die ontwikkeling hinderen zijn in elk geval allemaal te overwinnen, zegt Chang. Ingesloten door land zonder toegang tot de oceaan? Dat zijn Oostenrijk en Zwitserland ook. Een bar klimaat? Wat dacht je van Zweden? En een cultuur waarin hard werken niet populair is? “Begin 19e eeuw hadden Duitsland en Japan de reputatie lui te zijn. Door het proces van industrialisering werden ze gedwongen tot discipline en moesten mensen zich beter organiseren.”
Cruciaal is de groei van productiviteit. Daarin had Afrika in het verleden geen gelukkige hand – De landen die koffie en cacao verbouwen, verkopen de bonen als ruwe grondstoffen. Vervolgens brandt Italië ze tot duurbetaalde Illy koffie en maakt België Côte d’Or chocolade. En anders dan veel economen beweren, blijft de sleutel tot economische groei liggen bij de productie van reële goederen. Nog een mythe: We leven niet in een postindustrieel tijdperk. Een economie kan niet genoeg groeien op diensten omdat daar te weinig productiviteitsstijging wordt behaald. Het succes van Zweden, Finland, Zwitserland en Singapore zit in hun industriële sector.
Voor een stijging van productiviteit zijn grote ondernemingen onmisbaar. Die ontstaan alleen als er de nodige instituties zijn – ter bescherming van eigendom, van patenten, voor financiële transacties, voor het trainen van personeel en nog veel meer. Met die instituties moeten wij Afrika helpen, vindt Chang.
Eveneens noodzakelijk voor groei is een langetermijnperspectief. Dat veel Afrikaanse elites niet ver vooruit denken en op korte termijn zo veel mogelijk uit de staatsruif nemen, kan de vrolijke Chang niet ontmoedigen. “Dat hebben we in Zuid-Korea precies zo gehad”, glundert hij. “We waren totaal corrupt, totdat in de jaren zestig generaals met steun van het volk een geweldloze coup pleegden. Daarna begon de weg naar boven.” Zo zijn ook Afrikaanse dictators en bestuurders te verleiden tot beter beleid op de lange termijn. “Overtuig ze ervan dat als ze willen plunderen, het beter graaien is uit een grotere economie.”
**
verschenen in Internationale Samenwerking
zie ook de Volkskrant, interview met Ha-Joon Chang door Pieter Hilhorst en Marcia Luyten