Rwanda wil hulp afbouwen omdat het mensen ervan weerhoudt voor zichzelf te zorgen. Gesprek met president Kagame over internet in de auto, intensieve landbouw en het akkefietje met Nederland. ‘Politieke inmenging is ontzettend vervelend.’
Hij is gewend te winnen. In 1994 stopte Paul Kagame (51) de genocide tegen de Tutsi’s en nam de macht in Rwanda over. Al vijftien jaar is hij de sterke man van het Afrikaanse land en nog steeds wint hij veel. De presidentsverkiezingen in 2003 met 95 procent. En bijna al zijn tenniswedstrijden. Voordat de president een partijtje speelt, krijgt de tegenstander in zijn oor advies: ‘His Excellency usually wins.’
In het land dat hij leidt, voert hij opnieuw een grote strijd. Rwanda moet straks economisch zelfstandig worden, vrij van hulp. Kagame wil dat nummer zeven op de lijst van allerarmste landen ter wereld over elf jaar een ‘middeninkomen’ verdient. Het gemiddelde jaarinkomen van een Rwandees moet bijna verviervoudigen; van nu 230 dollar per jaar naar 900 in 2020.
Over hoe hij dat gaat doen, wilde Paul Kagame aanvankelijk niet praten. De poort opende pas toen hij twee maanden geleden in het internationale debat over ontwikkelingshulp naar eigen zeggen verkeerd werd begrepen. Zelfs nadat de presidency een uitnodiging had gestuurd om op een zondagmorgen te komen praten over hulp en ontwikkeling, werd de afspraak drie dagen lang elke drie uur uitgesteld – something urgent came up. Een vlucht werd verzet, nieuwe coördinaten gegeven. Toen kwam de tanige lange man met uitgestoken hand over een Perzisch tapijt aanlopen.
Als het niet zo’n kale stoel was, zou je zeggen dat hij ging zitten op een troon. De president van Rwanda zetelt in elk geval aan het uiteinde van 25 meter verend tapijt, exact in het midden op een wat hogere stoel. Aan weerszijden van de staatsman glimmen twee Rwandese vlaggen op een standaard. Het bezoek zit in een fauteuil aan de zijkant van dat tapijt, onhandig ver daarvandaan. In de vurige wens goed te worden verstaan, leunt de president twee uur lang voorover.
Zijn stem blijft zacht. Beheerst, zoals alles aan en rondom Paul Kagame controle verraadt. Eenmaal op zijn praatstoel, is de president vriendelijk. Alle vragen krijgen antwoord en discussie is toegestaan.
Klopt het dat u in 2007 op een bijeenkomst in Oeganda visitekaartjes uitdeelde aan topmanagers en zei: ‘Hallo, ik ben Paul Kagame, president van Rwanda. Kunnen wij zaken doen?’
De anders wat ongenaakbare leider glimlacht. „Voor economische groei heeft Rwanda ondernemerschap nodig. Dat is niet iets wat je zomaar aanzet, als een lichtje. Het vraagt veel energie en heel veel voorbeelden. De dingen zullen snel veranderen, we willen een grote sprong in ontwikkeling maken, en de leiders moeten daarin voorgaan.”
Bij die Grote Sprong Voorwaarts hebben laatkomers volgens Kagame een voordeel. „Wij hoeven het wiel niet uit te vinden. Van veel dingen is duidelijk wat wel werkt en wat niet.”
In westerse landen kende economische ontwikkeling opeenvolgende fases: eerst moderniseerde de landbouw, daarna ontstond industriële productie, vervolgens groeide de dienstensector om uiteindelijk hoger op de economische ladder te klimmen met kennisintensieve productie. Gaat u dat anders doen?
„Dat pad hoeven wij niet te volgen. Wij ontwikkelen alle vier de domeinen tegelijkertijd. Terwijl we proberen de productie in de landbouw te verbeteren, leggen we WiBro aan, een draadloze breedbandverbinding waarmee je zelfs in je auto supersnel internet hebt.”
U zoekt een binnenweg naar ontwikkeling?
„Inderdaad.”
Zijn toekomstbeeld heet Vision 2020 en met vaste hand modelleert Paul Kagame dat nieuwe Rwanda. Als het gaat om uiterlijk vertoon, gedraagt de president zich niet als een Afrikaans staatshoofd. Zijn tenue is dat van de internationale topman. Het enige aan hem wat flonkert, zijn slagschepen van Brogues. Zijn stijl van leiderschap, daarentegen, kent wel Afrikaanse trekken: democratische verkiezingen zijn nodig om een legitieme leider te zijn. Verkiezingen betekenen niet dat in dit politiek bestel de meerderheid het voor het zeggen heeft. Beleid is bevel in deze democratie met de knoet.
Van keuterboer tot kenniswerker, iedereen wordt van boven aangestuurd. Een deel van de plattelandsbewoners moest verplicht in dorpen gaan wonen. Steeds meer zelfvoorzienende boertjes moeten stoppen met het verbouwen van hun eigen eten; stukken land worden samengevoegd en de staat zegt wat er moet worden verbouwd. Tegelijkertijd is de regering begonnen iedere basisschoolleerling een laptop te bezorgen. Onlangs keerde Kagame uit Singapore terug (wanneer of waarom was hij daar naartoe gegaan?) met het idee voor een Development Board. Van de ene op de andere dag werden alle overheidsdiensten die over zaken gaan, achter één loket gezet.
U wilt van Rwanda een kennissamenleving maken?
„Inderdaad. Maar daarvoor is ook de ontwikkeling van landbouw belangrijk, net als onderwijs en gezondheidszorg, en natuurlijk veiligheid. Als je een economie gebaseerd op kennis wilt, heb je wel gezonde mensen nodig.”
En op de heuvels zijn niet alle Rwandezen even fit. De president stelde laatst met verbijstering vast dat op het platteland mensen met ondervoeding in het ziekenhuis liggen. „Ik begrijp niet hoe in onze eeuw een volwassene kan lijden aan beriberi”, zou Kagame hebben gezegd. Volgens voorschriften hadden de boertjes alleen maïs geplant. Door droogte was die oogst mislukt en hadden ze niks te eten, niks te verkopen. Vroeger spreidden ze hun risico door ook maniok, bonen en zoete aardappelen te verbouwen.
Is uw aandacht voor landbouw iets van de laatste tijd? Tussen 2001 en 2006 besteedde Rwanda drie keer zo veel geld aan hoger onderwijs als aan de hele landbouwsector. Nu blijkt 45 procent van de kinderen ondervoed.
„Daarom delen we nu koeien uit, betere zaden en kunstmest. Mensen zijn begonnen met intensievere gewasverbouwing. Als iets ergens beter groeit, dan concentreren wij dat daar. En die omslag naar intensievere landbouw werkt uitstekend.”
Ook als mensen in de tussentijd hun voedselvoorziening verliezen en honger lijden?
„Ja, maar autarkie?” Kagame lacht. „Wat is dat nou? Daar kunnen mensen toch amper van leven?”
De afgelopen vijftien jaar realiseerde Rwanda een hoge en ononderbroken economische groei van gemiddeld 7 procent. De stad werd rijker. Het platteland bleef straatarm. Het verschil tussen die twee nam explosief toe. Van een van de meest egalitaire landen ter wereld in de jaren tachtig, is Rwanda een van de meest ongelijke nu.
Was die grote ongelijkheid voorzien?
„Die ongelijkheid is iets waar we naar moeten kijken. Toch denk ik niet dat we in zo’n negatief daglicht moeten worden geplaatst. Sommigen zijn redelijk snel rijker geworden. Maar als je kijkt naar de armen, dan zijn die er ook op vooruitgegaan. Je kunt toch niet zeggen tegen de koplopers: ‘Hou op met rennen’, zodat ze niet weglopen van de rest? Je wilt toch niet dat iedereen op hetzelfde lage niveau blijft? De vraag die we ons moeten stellen is: hoe kunnen die koplopers de anderen meetrekken?”
De president geeft zelf het antwoord: door te investeren. De lokroep richting investeerders klinkt in heel Kigali. Billboards van vijftien meter tonen in de hoofdstad een stadsontwerp met wolkenkrabbers in parken: Imagine the Possibilities. Het wemelt van de workshops om het zakenklimaat te verbeteren. De (staats)kranten brengen goed nieuws over nieuwe toetreders. Zo werd met een hoop fanfare in 2007 de komst van Dubai World aangekondigd. Die zou volgens Kagame in achttien maanden 230 miljoen dollar investeren. Maar begin dit jaar blijkt dat de investeringsmaatschappij haar plannen heeft laten varen.
„Door de financiële crisis”, zegt Kagame.
Omdat het zakenklimaat niet was wat ze ervan hadden verwacht, zeggen buitenlandse zakenmannen. Die vinden dat de belastingdienst zakendoen moeilijk maakt.
Weet u dat buitenlandse investeerders de Rwanda Revenue Authority omschrijven als zeer agressief?
„Dat is overdreven. De belastingdienst is alleen maar heel efficiënt in het innen van belasting. Qua tarieven lopen we in de pas met omringende landen. En ik ga niet tegen mijn belastinginspecteurs zeggen: doe je werk minder goed, zodat mensen wegkomen met belastingfraude.”
Bent u tevreden over de hoeveelheid buitenlandse investeringen?
„Ik zou er natuurlijk veel meer van willen hebben.”
President Paul Kagame zoekt buitenlands kapitaal omdat hij die andere geldstroom van buiten wil indammen: hulp.
Wat is het grootste probleem met hulp?
„Je ontleent er ab-so-luut geen waardigheid aan! Je maakt geen deel uit van de normale wereld die werkt en geld heeft. Hulp geeft je geen zelfrespect. Dat is een positie die mij totaal niet bevalt.”
Als enig staatshoofd mengt hij zich in de internationale discussie over meer of minder ontwikkelingshulp. Begin mei schreef Kagame in de Financial Times: „Zolang arme landen zich focussen op het ontvangen van hulp, maken ze geen werk van hun eigen economische groei. De bevolking blijft vaak instabiel, afgeleid en afhankelijk achter.”
In reactie op Kagames verhaal, noemde ’s werelds bekendste ontwikkelingseconoom Jeffrey Sachs het „buitengewoon” dat Rwanda hulp wil afbouwen. Met ongeveer 300 miljoen dollar per jaar, dekken donoren maar liefst de helft van Rwanda’s begroting. Vervolgens is het bijzondere aan Rwanda dat van het geld bestemd voor onderwijs en gezondheidszorg, daadwerkelijk onderwijs en zorg worden geleverd, goed en goedkoop.
Dit land ademt de rust, reinheid en regelmaat van een missiepost. De strakke wegen glanzen. Schoon is de lucht want taxibusjes zijn apk-gekeurd. Schoon is de straat want plastic zakjes zijn verboden. Schoon is de staat, want corruptie wordt zwaar bestraft.
Waarschijnlijk zijn er weinig Afrikaanse landen waar een euro ontwikkelingshulp zo goed rendeert als in Rwanda. Niettemin bent u de eerste Afrikaanse leider die zegt hulp te willen afbouwen. Wat is daarvan de logica?
Nu strekt Kagame de rug. Hier is het misverstand dat hij wil rechtzetten. „Ik heb nooit gezegd dat ik de hulp wil stoppen. De kern van mijn argument is juist dat ontwikkelingsgeld hier heel erg effectief is geweest. Het klopt dat we voor 50 procent afhankelijk zijn van hulp. Waar het om gaat is dat we tien jaar geleden voor meer dan 80 procent hulpafhankelijk waren. We doen dus precies wat de bedoeling is: hulp gebruiken als de basis voor voortgezette groei en ontwikkeling. Het is dus niet zo dat ik hulp afwijs. We zijn er blij mee. Alleen moeten we het op de lange termijn afbouwen omdat het mensen ervan weerhoudt voor zichzelf te zorgen.”
Behalve die vernederende afhankelijkheid is er nog een probleem met hulp, schreef Kagame in de Financial Times: „Niemand moet denken beter te weten wat goed is voor ons, dan wijzelf.”
Kunt u een voorbeeld geven van een donor die u vraagt iets te doen waarvan u weet dat het niet goed is voor Rwanda?
De president wacht een tel. „U komt uit Holland, nietwaar? We hebben een soort van akkefietje, niet groot of zo, niet zo’n heel erg probleem….”
U bedoelt het opschorten van 3 miljoen euro begrotingssteun in december?
„Inderdaad. Maar dat hielp dus niets aan het probleem dat wij moesten oplossen.”
Het probleem waar Kagame op doelt, speelt in Congo. Alleen verwijst hij naar een ander probleem dan de donoren. Na de genocide stuurde Rwanda soldaten naar Oost-Congo om gevluchte daders van de genocide op te pakken. Die vormden daar een rebellenleger dat de regering in Kigali omver wil werpen. Het verhaal van Kagame is dat hij in Congo een veiligheidsprobleem heeft.
Voor het Westen gaat het erom dat Rwanda’s aanwezigheid in Congo ook, en vooral, is gemotiveerd door grondstoffen. Om Oost-Congo als wingewest veilig te stellen, zou Rwanda er al meer dan tien jaar onrust stoken. In december publiceerden de Verenigde Naties een rapport dat zei dat Kagame rebellenleider Laurent Nkunda steunde. Minister Bert Koenders van Ontwikkelingssamenwerking trok toen 3 miljoen euro terug.
Over die strafkorting zegt Kagame: „Het terugtrekken van de hulp heeft ons niet geholpen ons veiligheidsprobleem in ‘de Congo’ op te lossen. De hulp die werd ingehouden, was daar toch al niet voor bestemd. Dus zijn we gewoon verder gegaan met te doen wat wij dachten dat we moesten doen.”
Maar zo was het opschorten van de hulp ook niet bedoeld. Het ingehouden geld was algemene begrotingssteun. De korting was een politiek signaal van de Nederlandse regering.
„Precies ja, dat was het! En dit is het allergrootste probleem van hulp: de politieke inmenging. Ik vind dat ontzettend vervelend. We moeten ons daartegen verzetten.”
Motiveerde deze politieke ontwikkelingssamenwerking u om de hulp af te bouwen?
„Inderdaad. Want eerlijk waar, deze manier van hulp geven, werkt niet. Kijk naar ontwikkelingslanden die zich nooit tegen politieke inmenging verweren. Wanneer ze na twintig jaar nog op precies hetzelfde niveau zitten, wat heeft de hulp, met of zonder condities, dan opgeleverd?”
Welke hulp werkt wel?
„Vanaf 1998 krijgen we begrotingssteun, en dat blijkt erg goed te werken. Het is voorspelbaar. En het laat zich uitstekend combineren met onze eigen plannen en programma’s.”
Ook Oeganda krijgt begrotingssteun. Daar staan leraren 80 procent van de tijd niet voor de klas. Waarom vragen donoren in een land als Oeganda geen waar voor hun geld?
„Doorgaan met hulp stelt ze in staat om invloed te behouden. Misschien dat ze ook profiteren van de corruptie? Maar als het om hulp gaat, mag je geen vragen stellen. Hulp is een industrie geworden met grote belangen en grijze gebieden waar geen verantwoording hoeft te worden afgelegd.”
Wat van bovenaf kan worden georganiseerd, werkt in Rwanda: wegen, onderwijs, zorg. Maar economisch succes vraagt ook creativiteit, vernieuwingskracht en sociaal vertrouwen; geen eigenschappen die opvallen in de omgang met Rwandezen.
U heeft bewezen sterk te zijn in planning. Kunt u creativiteit of innovatie verordonneren?
„Nee, je schept een omgeving waarin mensen vernieuwend kunnen zijn. Allereerst komt het prediken. Mensen moeten snappen hoe belangrijk ondernemerschap is. Vervolgens moeten ze kapitaal kunnen vinden om een idee te realiseren. Dat is wat wij als regering doen: we faciliteren mensen die zaken willen doen.”
U kent Oeganda. Het is corrupt. Het is er vies. Maar ga de grens over en je struikelt over de business. Iedereen probeert wat te verkopen.
„Ja, dat is heel erg goed.”
Ik vertel de president over een gedemobiliseerde soldaat in Rwanda. Die probeerde wat te verdienen als schoenlapper. Met lijm, spijkers en een hamer werkte hij op een zandweg in Kigali, totdat hij werd opgepakt. Hij had geen vergunning.
Heeft een bloeiende markteconomie geen kraamkamer nodig? Een grijze zone waarin mensen dingen uitproberen?
„Succes in zaken heeft niks te maken met al dan niet een land van wetten zijn. Je kunt een rechtsstaat hebben en tegelijkertijd alle ruimte voor business. Ik zie die spanning niet. Het gaat om onderwijs, mensen moeten hun rechten kennen. De passiviteit en afhankelijkheid van Rwandezen is een oud probleem. En als het gaat om het veranderen van die mentaliteit, hebben we nog een lange weg te gaan. Maar wij doen daar wat aan.”
En in welke hoedanigheid doet u dat? AIs een legeraanvoerder? Of als topman van een bedrijf?
„Ik ben altijd dezelfde geweest, wat voor positie ik in mijn leven ook bekleedde: iemand die de problemen waar hij tegenaan loopt, wil oplossen. Ik ben een strijder.”