De vloek des overvloeds

Vrij Nederland 19 januari 2013.

Het tafereel in de nachtclub van Maputo zegt genoeg. In Dolce Vita zitten twee witte mannen aan de bar en niemand die naar ze omkijkt. Ook de mooie meisjes niet; meisjes met kleine hempjes, afrohaar en glanzende lippen. Ze gieren om een filmpje op de iPhone (die tussen rijpe borsten vandaan is geplukt).

De barman ziet hen ook niet. De witte mannen kijken al even in een leeg bierglas, de ober husselt azuurblauwe cocktails voor de rijke jeugd van Mozambique. Een avond eten, drinken, dansen in een van ‘s werelds armste landen laat zien wat op veel plekken in Afrika aan de hand is: Afrika bloeit op. En de witte man glijdt van zijn voetstuk af.

Toen ik in 2001 in Afrika aankwam was ik wit en ‘een schepsel van God’ – ik werd letterlijk zo genoemd, door een rijkeluisdochter aan het zwembad in Kigali, Rwanda. Jezus was wit, Jezus was goed, en ik liftte mee op zijn succes. Dat de staatskas van de meeste Afrikaanse landen werd gespekt door Westerse donoren, en dat het blanken waren die onderwijs, zorg en vrede brachten, versterkte het beeld dat wit goed was en zwart slecht.

Wit was gewild en een man kon niet in een bar komen of hij had een horde meisjes aan zich kleven. Ze wisten wanneer diens vrouw op reis was en kwamen fluisteren aan de deur: “C’est l’amour qui frappe”, hier klopt de liefde aan. Een beetje barkeeper hield zijn blanke klant in het oog. Nog voordat die zijn glas leeg had vulde hij bij.

Al is de economische groei in Mozambique nog maar net begonnen, hier laat een nieuw tijdperk zich voelen. Nog maar tien jaar eerder schreef The Economist het door burgeroorlog, corruptie en aids geteisterde werelddeel af als ‘the lost continent’. Westerse zakenlui die eerder de moed hadden gehad een business te beginnen, sloten de tent. This time for Africa, zong Shakira toen in 2010 in Zuid-Afrika om de World Cup werd gespeeld. December 2011 kopte The Economist: ‘Africa Rising, the hopeful continent’.

De Leeuwen

Mozambique en Zambia zijn landen op weg omhoog. Ze haken aan bij de groep van groeieconomieën die de ‘Afrikaanse Leeuwen’ worden genoemd. Na de Aziatische tijgers (Singapore, Zuid-Korea, Taiwan) uit de jaren negentig en de BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China) van de jaren nul zijn dit de landen die de lokomotief kunnen worden van Afrika’s economische klim.

In 2010 waren volgens de Boston Consulting Group de leeuwen: Zuid-Afrika, Botswana, Mauritius, Algerije, Marokko, Egypte, Tunesië en Libië. Intussen zijn de Arabische staten na een mislukte lente in economische zwaar weer beland. Het zijn nu landen beneden de Sahara die een grote sprong voorwaarts maken: Angola, Ghana, Nigeria, Zambia en zometeen Mozambique. Zoals in bijna elke groeieconomie beneden de Sahara begint de opkomst van Zambia en Mozambique met bodemschatten.

De groei van Zambia begon in 2002, toen de Chinezen koper kwamen halen. De wereldprijs voor koper bleef stijgen en tien jaar met gemiddeld 7% groei later is Zambia’s hoofdstad Lusaka meer Zuid-Afrika dan Sub-Sahara Afrika: fonkelende winkelcentra, banken, loungebars en jazzcafés met New York-flavour. Als files de totem van vooruitgang zijn, dan is Zambia gearriveerd; walmend kruipt het verkeer door de straten.

September 2012 zette het land de kroon op tien jaar vooruitgang. Toen bracht Zambia’s eerste obligatie-emissie 750 miljoen dollar op. In plaats van geld te lenen van westerse donoren, haalde de Zambiaanse regering het van de kapitaalmarkt. Dat gebeurde met een hoop fanfare, want de emissie was niet alleen 15 keer overschreven, de staatsobligaties gingen van de hand voor een rente van 5,6%.

Beatrice Nkanza, CEO van de Lusaka Stock Exchange, herinnert zich de euforie. “We hoopten op 7%. Het werd fors minder.” Spanje betaalde op vergelijkbare staatspapieren 5,78 % rente. Daarmee werd die 13e september 2012 een landmark in Zambia’s ontwikkeling. Wereldbank en IMF promoveerden Zambia tot ‘lager middeninkomensland’.

Bruidsparen

Mozambique is de nieuwkomer op het bal – en misschien wel de spannendste. In het land met een lelijke koloniale erfenis, 18 jaar burgeroorlog op de teller en een decennium mislukt Marxistisch beleid, is het nu dringen voor ‘s werelds grootste voorraad steenkool, de grootste voorraad fosfor, de grootste gasbel en ook nog 36 duizend hectare vruchtbaar land.

Het land heeft voor zijn akkers voldoende water. Er is 2000 kilometer kust om zijn waar gemakkelijk uit te voeren. Het door Wereldbank en IMF opgelegd hervormingsprogramma van de jaren negentig maakte de markten rijp voor bevruchting.

Het schatzoeken krijgt er surrealistische vormen. Wekelijks worden nieuwe grondstoffen gevonden. Chinezen, Australiërs, Brazilianen, Indiërs, het maakt niet uit waarvandaan, entrepreneurs stropen het land af naar metaal of mineraal en mooie concessies. Portugezen op zoek naar een beter leven worden massaal door de lucht aangevoerd.

Bij het Palace of Weddings in hartje Maputo komt om 7.30 uur de eerste bruidsstoet aan. In Egypte of Tunesië kunnen jongeren door geldgebrek niet meer trouwen. In Maputo komen ze in een file, bruidsparen in stretched limo, gevolgd door bruidsmeiden en een gezelschap in avondjurken. Aan de zuidkant gaan ze over witte trappen onder witte zuilen door het Palace of Weddings in, om 15 minuten later dansend en zingend aan de oostkant vanonder witte zuilen weer naar buiten te komen.

Die superlatieven steken vreemd af tegen Mozambique’s ranking op de Human Development Index van de Verenigde Naties. Mozambique is het vierde minst ontwikkelde land ter wereld. Zambia staat op nummer 164 van de 187 landen, net iets beter dan Rwanda, Sudan en Afghanistan, maar nog steeds een plek die moeilijk te rijmen is met de luxe in hartje Lusaka.

Dat brengt een lastige vraag op tafel: zijn deze Afrikaanse Leeuwen klaar voor de te delven overvloed? Kunnen Zambia en Mozambique het fortuin uit hun bodemschatten ten goede laten komen aan heel het land? Hoe hoopvol is deze groei voor de miljoenen jongeren die geen sushi in Dolce Vita eten omdat ze leven van minder dan 1 euro per dag? En wat doet het succes van Afrika met het Oude Continent, het getergde Europa?

Geen vaklui

De vice-president van Zambia staat niet bepaald in campagne-stand als hij op de achterbank van zijn dienstauto zijn zorgen deelt.

Guy Scott: “Zonder China is er in Zambia geen groei. En die Chinese economie is zeven kwartalen op rij gekrompen.”

In hoeverre de Zambiaanse economie afhankelijk is van koper?

“Totaal.”

Het is de enige keer dat we sneller dan stapvoets Lusaka doorkruisen – het verkeersinfarct wordt door politiemotoren met zwaailicht de stoep op geschoven. Scott, econoom en wiskundige, constateert dat tien jaar economische groei niet is gebruikt om meer pijlers onder de economie te slaan.

“Onze economie zou moeten diversificeren. We hebben een geweldig potentieel in landbouw en toerisme.” Onderliggend probleem, legt Scott uit, is Zambia’s exploderende prijsniveau. Een Zambiaan kan niet in zijn eigen land investeren omdat hij geld moet lenen tegen dik 20% rente.

En dus komt alle kapitaal van buitenlandse investeerders. Maar die willen bijna altijd snel rendement. Scott: “Ze denken niet op lange termijn want ojee, in Afrika weet je het nooit. Daarom bouwen buitenlanders hun hotel liefst zo dicht mogelijk bij het vliegveld. Kun je weg zodra de pleuris uitbreekt.” En dat terwijl Zambia de laatste vijftig jaar geen gewapend conflict beleefde. Die zucht naar kortetermijnresultaat werkt niet, zegt Scott. “Eerst dachten hulpverleners dat je in drie jaar aids kunt uitbannen. Nu denken zakenlui in drie jaar winst te maken. Het duurt al vier jaar voor een koffiestruik bonen draagt.”

Guy Scott (68) is een witte Zambiaan. Hij werd hier geboren, studeerde in Oxford waar hij professor in wiskunde, economie en robotica werd. Hij keerde terug naar zijn geboorteland om te gaan boeren. Hij werd politicus. Nu dient Scott onder president Michael Sata, de sociaal-democraat die in 2011 de verkiezingen won.

Scotts opsomming van Zambia’s structuurproblemen is niet volledig. Vriend en vijand noemen onderwijs als grootste struikelblok. Er zijn in Zambia geen vaklui, geen technici, geen onderzoekers of specialisten. Aanwas is er niet want er zijn geen goede scholen. Het niveau op de universiteit is belabberd. Toen Zambia in 1964 onafhankelijk werd van Groot-Brittanië, telde het 100 academici.

Commerciële boer

Het gebrek aan geschoolde arbeidskrachten hindert economische groei in bijna alle domeinen. Kijk naar de landbouw. De productiviteit is en blijft laag, ondanks goeie grond en voldoende water – iets waar de meeste Afrikaanse landen alleen maar van kunnen dromen. Zambia’s boeren vormen 85% van de arbeidsbevolking en produceren 20% van het nationaal inkomen. Volgens de Nederlandse landbouwconsultant Mark Terken staat de ontwikkeling van kleinschalige landbouw al 40 jaar stil.

Terken neemt ons mee naar Peter Luyt, met zijn ‘precision farming’ de meest moderne boer van het land. Elk stukje grond van zijn 3,5 duizend hectare is in kaart gebracht in een halve meter rapporten – kostprijs een half miljoen dollar. Van een oppervlak van zeven bij vijf kilometer weet hij exact waar welke bodem zit met hoeveel ondergrondse watervoorraden en wat er per vierkante meter aan irrigatie en kunstmest nodig is. “Dit werkt fantastisch!” roept Luyt telkens als hij de nieuwste irrigatiepomp, tractor, combine, waterpomp of dekhengst laat zien (hij fokt met 85 Apalusa-paarden, speelt polo naast zijn huis en maakt zijn ronde over de farm liefst per paard).

Tarwe, soja en runderen zijn goed voor een omzet van 14 miljoen dollar per jaar. Het bedrijf is zo geautomatiseerd mogelijk want “als commerciële boer wil je zo min mogelijk arbeiders in dienst”. De 320 mensen die voor Wangwa Farms werken heeft Luyt allemaal zelf opgeleid. Hij wijst op vier nieuwe, reusachtige combines. “Vierhonderdvijftigduizend dollar per stuk. Daarop rijden alleen jongens die ik heb laten opleiden door John Deere. Vervolgens bouw ik een huis met water en stroom voor ze en betaal ik ze vreselijk goed.” De tractorchauffeurs verdienen duizend dollar per maand. “Zodra je een opgeleide kracht hebt, probeert iemand hem weg te kopen.”

Het verlangen naar weinig personeel wordt ook gemotiveerd door de noodzaak diefstal te beperken. Alle 200 trucks zijn, net als tractoren en combines, uitgerust met gps. Voordat een lading tarwe naar Lusaka rijdt, wordt de wagen gewogen. Bij aankomst opnieuw. Vervolgens wordt elke truck en tractor op een monitor gevolgd. Zodra eentje van de route afwijkt, krijgt die uit de meldkamer van Wangwa Farms een telefoontje. Bij Luyt verdwijnt nauwelijks nog tarwe of diesel.

Tachtig hectare land wordt nu klaargemaakt voor ‘integrated farming’. Rijen varkensstallen (600 ton vlees per jaar) komen naast visvijvers waarin 11 duizend ton tilapia gaat zwemmen. Varkensmest glijdt de visvijvers in, waardoor precies de juiste algen groeien om tilapia te voeden.

Luyt boert met aanstekelijk enthousiasme, maar ondanks het succes van zijn eigen bedrijf is hij somber over de toekomst van Zambia’s landbouw. Er is niet één landbouwhogeschool, geen agrarische universiteit en er zijn geen plannen die op te richten. Zelf kreeg Luyt, nakomeling van Zuid-Afrikaanse boeren met Nederlandse wortels, zijn opleiding in Zimbabwe. Hij verwacht dat binnen tien jaar blanke boeren weer in Zimbabwe kunnen werken. “Dan is de kans voor de Zambiaanse landbouw verkeken.”

Afzetmarkt

Het tekort aan geschoolde arbeid is nog groter in Mozambique. Toen de Portugezen in 1974 vertrokken, had het land vijf universitair geschoolden. Anders dan de Britten in Zambia lieten de Portugezen nauwelijks scholen na. Wat er aan onderwijs was, wat er verder aan infrastructuur was, werd gesloopt in de burgeroolog die Frelimo en Renamo tussen 1976 en 1992 uitvochten. Gevolg is dat Mozambique op vruchtbare grond met voldoende water de laagste landbouwproductiviteit ter wereld heeft.

En nu zijn de Portugezen terug. Dit keer met een heel andere toon dan voor 1974: vragend in plaats van dwingend. De Portugezen zoeken werk. Met hun diploma’s zijn ze gewild. Een hoogopgeleide Portugees kan duizenden dollars per maand verdienen. Alleen moet een bedrijf voor elke buitenlander ook 9 Mozambikanen in dienst nemen.

Op het terras van Café Chrystal zit Paulo Nogueira, Portugese leverancier van duur sanitair. “Dit is hét moment om in Mozambique te investeren”, legt Nogueira uit. Hij verkoopt nog niks. Hij bezoekt winkels en hotels, hij deelt de catalogus van Barros&Moreira uit. “Binnenkort explodeert de vraag naar luxe badkamers. Dan zijn wij de leverancier.” Nogeira ontleent zijn stelligheid aan het feit dat hij dit kunstje eerder flikte. “Angola is onze grootste afzetmarkt.”

Emanuela Teixeira pakte het rigoureuzer aan. Ze heeft heel haar leven verscheept. Toen de economische vooruitzichten voor 2012 bekend werden, verkocht ze haar vier boutieks in Portugal en toog naar Maputo. Al zo lang ze haar man kent, praat zijn familie over Afrika, over het prachtige Mozambique waar zijn moeder, vader en grootvader zijn opgegroeid. In maart namTeixeira haar man en drie zonen mee naar Maputo en opende ze Chansas & Mania, een modezaak met kleren uit Parijs en Milaan.

Gemakkelijk is het niet. Ze woont klein en goedkoop, zeult, om geld te besparen, potten muurverf mee uit Portugal en werkt lange dagen. Emanuela: “De meeste Portugezen denken dat het geld hier aan de bomen hangt. Ze komen zonder een cent, huren een huis van duizenden dollars en na een paar maanden staan ze berooid op straat.” En dus landen volle vliegtuigen uit Portugal, en gaan die toestellen net zo vol weer terug.

 Schadenfreude

Precies veertig jaar nadat Portugal zijn koloniale rijk opgaf, herleeft het Portugese taalgebied als wereldmacht. Alleen is in plaats van het koloniale moederland nu Brazilië de drijvende kracht. Angola is de snelste stijger op het Afrikaans continent. Monocle, internationaal blad over politiek, economie en cultuur, wijdde zijn nummer van oktober 2012 aan Lusophonia: “Waarom Portugees de nieuwe taal is van macht en handel”.

In zuidelijk Afrika is de blik niet meer gericht op het Noorden. Guy Scott vertelt dat Zambia voor zijn landbouw kijkt naar het ontwikkelingsmodel van Brazilië. De klanten van modeverkoopster Emanuela laten naar Braziliaans voorbeeld hun billen en borsten opspuiten.

Portugal heeft afgedaan, zoals de belangstelling voor Europa als geheel uitdooft. Marja Hinfelaar is een Nederlandse historica die al 20 jaar in Lusaka woont en werkt. Ze digitaliseert het nationale archief van Zambia en schrijft voor Bulletin, de Zambiaanse Vrij Nederland. “Dit is het einde van een tijdperk”, zegt Hinfelaar. Het minderwaardigheidscomplex dat de Zambiaan tegenover de witte had, slinkt razendsnel. In Mozambique gebeurt hetzelfde. Een Nederlandse bankier in Maputo vergelijkt het land met vijf jaar terug. Hij constateert dat zelfbewustzijn en trots net zo hard groeien als de economie.

Daarbij is er nauwelijks verhuld leedvermaak over de eurocrisis. Schadenfreude over Europa? Zambia’s Vice-President Guy Scott schatert: Reken maar!

Opmerkelijk is dat de superieure houding van de Westerse donoren niet navenant afneemt. Europese ambassadeurs zijn volgens Marja Hinfelaar nog net zo paternalistisch. Diezelfde diplomaten zijn gefrustreerd. “Ze hebben geen macht meer over de Zambiaanse regering.” Waar Westerse ambassadeurs vroeger een minister op zijn mobiel belden, zitten nu grote investeerders en de Chinezen bij de regering aan tafel.

Toen Bradford Machila minister was – tot 2011 was hij minister van Vee & Visserij onder de regering Banda – ging hij elk jaar op 4 juli naar de Independence Day-viering op de Amerikaanse Ambassade in Lusaka. Totdat het kabinet besloot dat ministers geen feestjes van donoren meer mogen bezoeken. Vanaf toen mochten ambassadeurs ook niet meer binnenlopen bij een minister. Een lid van het kabinet kan alleen nog officieel worden benaderd met een note verbale via Zambia’s ministerie van Buitenlandse Zaken.

Amper Nederlandse bedrijven

De Nederlandse ambassadeurs in Maputo en Lusaka zijn niet veel toegankelijker. Over de economische ontwikkelingen in hun standplaats wilden de Nederlandse vertegenwoordigers niets kwijt. Een interview? Had ik weken eerder officieel moeten aanvragen bij het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag. Bemiddelen voor een afspraak met een Mozambikaanse of Zambiaanse minister lukte evenmin.

Dat de ambassade in Lusaka binnenkort dicht gaat, zou er bijna begrijpelijk door worden, ware het niet dat Nederland daarmee de deur dicht trekt in een economie die kansen biedt. Sterker, de honderden miljoenen euro hulp die Nederland de afgelopen tien jaar aan Zambia gaf, verschaft het Nederlandse bedrijfsleven een voorsprong want een goede naam en een gunfactor.

Chinezen snappen dat. Die delen uit opdat ze ontvangen. In de snelst groeiende economieën van Afrika telt het Europese bedrijfsleven eigenlijk niet mee. Nederlanders zouden onvoldoende tough zijn om hier zaken te doen – want lastig is het. De bureaucratie is taai, traag en wie wat wil laten werken, moet smeergeld bij zich hebben.

Een uitzondering is de grootste Nederlandse investeerder in zowel Zambia als Mozambique: Rabo Development, de ontwikkelingspoot van de Rabobank. Net zoals ze dat deden in Tanzania en Rwanda, namen ze een fors minderheidsbelang (49%) in een van Zambia’s grootste banken: Zanaco. In Mozambique was Rabo mede-oprichter van Banco Terra. Hoewel begonnen als ontwikkelingsproject, worden de banken die onder management en technische assistentie van de Rabobank worden gerund, aardig winstgevend. Zozeer dat de Zambiaanse regering nu vindt dat de in 2007 gesloten deal achteraf gezien wel erg ongunstig is voor de Zambiaanse staat. De regering Sata stelde een onderzoek in om te kijken of de privatisering wel correct is verlopen.

Verder zijn in deze opkomende economieën amper Nederlandse bedrijven te vinden; nauwelijks in de landbouw, al helemaal niet in de mijnindustrie. “We hebben als Nederland enorm de boot gemist”, zegt oud-diplomaat Peter de Haan, die na zijn pensionering bleef wonen in Lusaka waar zijn vrouw leiding geeft aan een laboratorium. “Hier wordt gebouwd bij het leven. Waarom werkt hier geen BAM of Heijmans?” De ambassade was met zijn hulp exclusief gericht op de Zambiaanse staat, vertelt De Haan. “Wij organiseerden nooit een handelsmissie, terwijl hier prachtige kansen liggen in landbouw, water en schone energie.”

De goudpotten uit de grond worden verdeeld onder vooral Indiërs, Brazilianen en Australiërs. Zuid-Afrikanen komen met hun winkelketens. Zo werden in Mozambique in een jaar tijd zes Pick ‘n Pay’s geopend – megawinkels met een assortiment groter en luxer dan Albert Heijn. Commerciële boerderijen worden vaak gerund door witte Zimbabwanen die hun thuisland zijn ontvlucht.

Cadeaus

De Chinezen zitten in mijnbouw en constructie en zijn om allerlei redenen een verhaal apart. Zo betrekken Chinezen vaak met zijn allen een prefab-compound. Daar woont ook de CEO. Samen eten ze Chinees in hun eigen kantine. Soms zitten ze met 30 man in eenzelfde huis als een Nederlandse diplomaat of Zuid-Afrikaanse werknemer met zijn gezin. Die diplomaat of werknemer kost een fortuin aan privéscholen en vliegtickets.

De Chinees laat vrouw en kinderen thuis en komt 2 jaar als ‘bonded labour’. Dat betekent dat hij werkt om een lening terug te betalen, of dat hij al zijn salaris aan het eind van zijn contract in één keer krijgt uitbetaald. Tussendoor gaat hij niet naar huis. Zakgeld kan hij lenen als voorschot op zijn salaris. Tegen bedrijven met zulke werknemers is het moeilijk concurreren.

Ook als het om acquisitie en concessies gaat, troeven de Chinezen iedereen af. “De Chinezen hebben een machinerie om Afrikanen te bewerken,” vertelt vice-president Guy Scott. Onlangs landde hij in Beijing en werd in een meterslange limousine geschoven. Die ging sightseeing heel de stad door – “ze moeten wel honderdduizend auto’s hebben gestopt” – waarna hij in een prachtig hotel uitzicht had op de Verboden Stad.

“Het is een protocol speciaal voor Afrikanen. Ze geven je iPads, camera’s, iPhones, alles wat je maar leuk vindt. Heel typische mensen.”

Onlangs kreeg Scott hier bij hem thuis bezoek van een Chinese zakenman. (We zitten intussen met een koffie bij Scott aan de keukentafel.)

De zakenman zei: “Wat jij nodig hebt, is een home theatre.”

“Ben je gek, ik hoef geen home theatre”, had Scott geantwoord.

“Wat kan ik dan voor je regelen? Een tractor voor op je land?”

“Nee nee, echt niet, ook geen tractor.”

De zakenman was wat geïrritteerd geraakt: “Maar wat in hemelsnaam kan ik dan voor je meebrengen?”

“Weet je wat, neem een goeie fles champagne voor me mee.”

De vice-president verslikt zich in zijn koffie, lacht: “Het volgende moment komt er hier een pick-up truck de oprit op rijden met hoog opgetast de kisten champagne.” Scott wijst naar het dressoir. Eronder een laatste kistje Dom Pérignon.

Zoals de Chinezen strooien met champagne, zo delen ze voetbalstadions en vliegvelden uit. Maputo heeft een hagelnieuw vliegveld met de allure en technologie van Schiphol. Iets verderop in de Mozambikaanse hoofdstad wordt de laatste hand gelegd aan een nieuw voetbalstadion. In Zambia verrees al een nieuw stadion in Ndola – in de copperbelt. In Lusaka wordt druk gebouwd aan een stadion voor 45 duizend man. Met welk geld die stadions en luchthaven zijn betaald kan niemand zeggen. Algemeen wordt aangenomen dat het cadeaus van de bevriende natie China zijn.

 Drie trosjes bananen

Tien jaar geleden waren ze nog Standplaats Armoede, vaste verblijfplaats voor de verworpenen der aarde. Anno 2012 blaken Zambia en Mozambique van bravoure. Dat is, het hart van de hoofdstad slaat het hoge ritme van de groei. De vraag die nog open staat is of die expansie ook het leven van de armen gaat verbeteren. Wordt de massa mee omhooggetild?

Om te zien hoe verheffend de nieuwe rijkdom is, hoef je niet ver te reizen. In Maputo stond in de schaduw van het nieuwe voetbalstadion Eliza Fernandu Cavel op een markt. Ze had drie trosjes bananen in de aanbieding. De schamele hoopjes lagen op een lege voedselzak op de grond, de bananen zagen al wat bruin. Eliza, moeder van vijf, vertelde dat het leven de laatste jaren lastiger is geworden. Er is geen werk voor mensen als zij – mensen zonder opleiding, zonder connecties en zonder geld om iemand om te kopen. Alles wat ze nodig heeft, wordt duurder. De bananen of tomaten die ze zelf verkoopt, brengen geen cent méér op. Onderwijs is gratis, maar omdat ze geen uniform en boeken kan betalen, gaan haar kinderen niet naar school. “Onze regering is geïnteresseerd in investeerders. Voor ons doet ze niks.”

Op het platteland van Mozambique vergaat het de boeren niet anders. Augusto Montino, leider van de grootste boerenvakbond, legt uit waarom de boeren slechter af zijn. Door de groei in de hoofdstad nemen de prijzen enorm toe. Wat ze op het platteland krijgen aangevoerd uit Maputo kost meer. Zelf krijgen ze hun waar niet naar de hoofdstad. De wegen zijn erg slecht en bovendien kopen ze daar liever de import uit Zuid-Afrika – die is door subsidie van de Zuidafrikaanse regering goedkoper dan maïs of bonen van de eigen boeren.

Montino: “Er zijn zeker tekenen van economische groei, maar niet van ontwikkeling. De groei komt ten goede aan slechts een klein deel van de bevolking. De overgrote meerderheid vreest de toekomst.”

Die angst wordt gevoed doordat steeds meer kleine boeren worden gedwongen om hun hutten en akkers te verlaten. In Mozambique zijn in totaal 80 duizend boertjes van hun land verdreven. Ze maken plaats voor grootschalige landbouw of steenkool. Een prachtige landwet blijkt in de praktijk niet veel om het lijf te hebben en de beloofde compensatie – in de vorm van nieuw land met prachtige faciliteiten – valt vies tegen.

“Onze overheid heeft niet de capaciteit om iets te doen aan de structurele problemen waar we mee kampen”, zegt de boerenleider. Zelfs als er goed beleid is, mislukt het door corruptie. Montino geeft als voorbeeld de 300 tractoren die de regering laatst naar Tete stuurde, de provincie waar steenkool wordt afgegraven. “Van de 300 tractoren is er één bij een boerenbond aangekomen. Waar de andere 299 zijn, weet niemand.” Volgens cijfers van het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties, neemt in opbloeiend Mozambique de armoede toe.

Zelden geld

Nu lijkt het logisch dat het even duurt voordat in Mozambique de vruchten van de groei doorsijpelen. In Zambia daarentegen zou de bonanza overal voelbaar moeten zijn. En er is ook iets van verbetering. Eerst leefde 62% van de bevolking onder de armoedegrens van 1,25 dollar per dag, nu 60%. Die verbetering komt doordat in de stad de armoede iets is afgenomen.

Maar aan de rand van de stad is van gestegen welvaart niets te merken. Ik ging naar Kamvuma, een sloppenwijk die grappig genoeg in Zambia een ‘compound’ heet. Elders in Afrika is een compound een afgegrensde buurt voor de rijken. Hier is de compound voor de allerarmsten, en net zo afgesloten. Wie geboren wordt in Kamvuma komt er nooit meer uit.

De huisjes zijn van steen of klei en hebben soms stroom, nooit een wc of water. De vrouwen klagen, de mannen drinken. De vrouwen die ik sprak legden niet direct een verband tussen die twee.

Moira Ndovi is 48. Haar naam is prachtig. Maar verder valt het leven haar vies tegen. Ze heeft zelden geld – eens per jaar, als ze wat maïs verkoopt. Haar man verdient niks, hij is vrijwilliger bij de lokale kliniek. Als ze wat wil kopen, dan komt het geld van haar 2 zonen die zich als dagloner verhuren aan Chinezen.

In Lusaka’s glimmende nieuwe shopping malls is Moira nog nooit geweest, zelfs niet om te kijken. Het idee alleen al! Alsof ik vraag hoe vaak ze het doen, zo beginnen de vrouwen in verlegenheid gebracht te proesten.

Het verhaal van Kamvuma is niet anders dan dat van Eliza in Maputo en de boeren op het platteland van Mozambique: het leven wordt duurder en moeilijker. De regering in Lusaka bekommert zich vooral om investeerders en de elite in het hart van de stad.

En dat terwijl president Michael Sata een jaar geleden de verkiezingen won met een onversneden sociaal-democratisch programma. Hij beloofde een miljoen banen. Hij beloofde een einde aan corruptie.

Die miljoen banen gaan er voorlopig niet komen. Sata verhoogde in 2012 het minimumloon met 70%, waardoor het voortbestaan van arbeidsintensieve bedrijven onzeker is geworden. De strijd tegen corruptie reikt niet tot de zittende macht. Zelf wilde Sata drie rechters ontslaan om twee partijgenoten te behoeden voor een vonnis. Zij moesten een lening van 2 miljoen euro terugbetalen aan de staatsbank. Vice-President Guy Scott bekritiseerde Sata’s bemoeienis met de rechterlijke macht. Scott is daarna verstoten uit Sata’s kring van vertrouwelingen.

Beangstigend

“Je krijgt hier rijke landen met arme mensen”, zei Joseph Stiglitz, professor economie aan Columbia Business School en tevens oud-vice-president van de Werelbank, na zijn bezoek aan Mozambique. Het is een probleem voor nagenoeg alle Afrikaanse landen die rijk blijken aan grondstoffen en mineralen. Stiglitz: “Al dat geld stroomt het land binnen, maar er worden niet echt banen gecreëerd. Er is geen bestendige groei.”

Een studie van de Wereldbank laat zien dat landen wier groei wordt aangeblazen door gas, olie of mineralen, achterblijven in armoedevermindering vergeleken bij landen zonder hulpbronnen. Het is de wereld op zijn kop. In Angola, land met de duurste hoofdstad ter wereld, is extreme armoede toegenomen. Roofovervallen, carjacking en berovingen nemen toe.

Daarom noemt Young Kim de explosieve economische groei “beangstigend”. Kim is senior econoom bij de Wereldbank in Mozambique. Hij werkt hier al vier jaar en al vier jaar loopt hij met zijn statistieken, grafieken en analyses naar de regering. “Er wordt niet meer naar ons geluisterd.”

Beangstigend is dat de samenleving steeds onevenwichtiger wordt. Er wordt veel te weinig geïnvesteerd in onderwijs. Er is geen modernisering van de landbouw. Investeerders krijgen te veel belastingvrijstellingen. De import van consumptiegoederen rijst de pan uit. Prijzen stijgen onder je ogen.

Het verschil met de Aziatische stijgers vindt Kim verontrustend. China transformeerde in 30 jaar tijd zijn totale economie: onderwijs en al werkende leren staan centraal. Kims geboorteland Zuid-Korea had geen ander kapitaal dan mensenlijk kapitaal – en zette er al zijn kaarten op. Young Kim: “Aziatische landen hebben de internationale kansen volledig benut. In Afrika zijn ze daar niet toe in staat. De nieuwe rijken kopen Hummers en zijn tevreden. Dit is de vloek des overvloeds.”

Kim kwam vier jaar geleden hoopvol naar Mozambique maar is ontgoocheld. Rising Africa, the hopeful continent is volgens hem “een illusie”. De groeieconomieën zullen worden als Angola: hysterische verschillen tussen de arme massa en de zichzelf feliciterende want steenrijke elite. In Angola cruisen Lamborgini’s over de boulevard. Extreme armoede neemt er toe. Zo ook het geweld – illustrerend wat sociologen vaker hebben aangetoond: dat met toenemende ongelijkheid de onveiligheid toeneemt.

Diefstal

Afrika als continent van hoop bestáát, voor een select en gesloten clubje gelukkigen. Om Afrika’s verworpenen te verheffen uit hun ploeterend bestaan; om ze de hoop te geven dat hun kinderen het beter krijgen dan zijzelf, daarvoor is een maatschappelijke transformatie nodig. Niet alleen de economie moet radicaal hervormen, ook in politiek en cultuur is een omwenteling nodig.

Er moet daadwerkelijke concurrentie komen om de macht en de middelen – in de politiek middels echte democratie, in de economie middels echte markten (waarin contracten met mijnbedrijven bijvoorbeeld openbaar zijn). Pas wanneer het patronagesysteem wordt opengebroken, verliest de arme massa haar waarde. Tot dan zal armoede geen ongeluk zijn. Ze dient de kleine kliek aan de macht want die heeft een armlastige clientèle nodig. In ruil voor zijn stem wordt die voorgetrokken en beschermd. Breedgedragen economische groei vereist werkgelegenheid en geschoold personeel.

Maar de exploitatie van grondstoffen is kapitaalintensief, niet arbeidsintensief, en dat zet zo’n economische transformatie niet vanzelf in gang. Daarvoor is visionaire langetermijnpolitiek politiek nodig zoals China die heeft laten zien. Want Zambia’s vice-president Guy Scott mag dan Westerse investeerders verwijten dat ze voor kortetermijnwinst naar Afrika komen, uit de mond van een Afrikaanse politicus is dat al snel een jij-bak.

Het echte drama is misschien wel dat economische activiteiten in Afrika alleen succesvol zijn als er weinig arbeid bij komt kijken. Het streven van de Zambiaanse boer Peter Luyt om zo min mogelijk mensen in dienst te hebben, is uitdrukking van een veel groter cultureel probleem. Zakelijke avonturen lopen in Afrika vaak stuk op het management van arbeid. Het is pijnlijk om op te schrijven, maar de diefstal waar Peter Luyt als een zeloot tegen vecht, is endemisch.

Afrika wacht een gouden toekomst, op voorwaarde dat macht en onderdanen elkaar vinden in een groot nationaal project. Wanneer een individuele Afrikaan zich niet meer laat lijmen en verleiden met kralen en spiegeltjes, wanneer de vooruitgang van een land het gezamenlijk doel wordt van arm en rijk, van verschillende stammen, etniciteiten en regio’s, dan pas verdwijnt de schandvlek van mensonterende armoede en begint de eeuw van Afrika.

***

Dit artikel kwam tot stand met steun van Free Press Unlimited

Verschenen in Vrij Nederland, 19 januari 2013

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *