Goma is welhaast synoniem voor menselijk leed. Acht jaar geleden leidde de komst van een miljoen Rwandese vluchtelingen tot een humanitaire ramp. Dit jaar was er een vulkaaneruptie. Bewoners leren met de tegenslag om te gaan.
VANUIT DE DERDE verdieping van Hotel Lumamba loopt Asha Juma direct de zwarte lavastroom op van steen en stof. Daaronder liep vroeger een straat. Nu steekt er een golfplaten dak in de bodem. En er ligt, alsof het even op de vuurzee heeft gedreven, een gestrand autowrak. Het nabije buurthuis is een vermolmd karkas. De familie Juma woont als een van de weinigen nog in het centrum van Goma, het stadsdeel waarover de vulkaan Nyiragongo begin dit jaar zijn binnenste uitbraakte.
Toen de lava op 17 januari de stad instroomde, sloegen rond de 300.000 Congolezen op de vlucht. De meesten kwamen de daaropvolgende dagen terug, want wat niet door de lava was verbrand, zou anders worden geplunderd. De ruim 100.000 daklozen hebben nu een provisorisch onderkomen.
Op twaalf mensen in hotel Lumamba na blijft de lava goeddeels onbewoond. Wel wordt langzaam maar zeker de handel hervat. Een kleermaker op leeftijd zit langs de doorgangsroute die over de ruwe stenen voert. Aan een werkbank van brokken gestapelde lavasteen laat hij met zijn arm een naaimachientje lopen. Het werktuig nam hij mee op zijn vlucht. Voor nieuwe kleren heeft niemand geld, maar met herstelwerk verdient hij toch wat. Ook de grote markt van Goma is weer op sterkte. Veel vrouwen stallen hun koopwaar uit op plateaus van vulkaansteen.
”De stad is ten dode opgeschreven,” zegt Jean Charles Dupin somber. Hij is de coƶrdinator van de VN-hulpverlening. Terwijl hij spreekt in zijn kantoortje in Goma, barst 20 kilometer verderop een vulkaan uit. De lava loopt een nabijgelegen natuurpark met berggorilla’s in.
Goma ligt op een scheur in de aardkorst, tussen twee actieve vulkanen. Leopold Rutingirwa, een inwoner uit Goma, relativeert: ”In Japan, in Chili, in ItaliĆ«, over de hele wereld wonen mensen dicht bij vulkanen. Zo ook in Goma.” Na de eruptie van de Nyiragongo richtte hij een hulporganisatie op. ”Wat wij nu nodig hebben, is een goed alarmsysteem. Dan kan iedereen op tijd wegkomen.”
Zijn de inwoners van Goma dan bereid om eens in de zoveel tijd hun hele hebben en houden te verliezen? Rutingirwa antwoordt bevestigend. ”Daar hebben wij ons op ingesteld. Het meeste herstelwerk doet de bevolking zelf,” vervolgt hij. De VN willen alleen scholen en ziekenhuizen herstellen. ”Want,” zegt Dupin, ”met het oog op toekomstige aardbevingen en uitbarstingen kan van wederopbouw geen sprake zijn.”
Ook het aandeel van de andere hulporganisaties blijft volgens Rutingirwa beperkt. ”Als een Westerse hulporganisatie vijf zakken bonen uitdeelt, kopen ze eerst een vrachtauto om de bonen te vervoeren. Een vrouw uit Nederland, die in dure hotels slaapt, moet die bonen vervolgens uitdelen. Als zij ons het geld direct geven, hebben wij veel meer bonen.”
In Mugunga, buiten de stad, maken hulpgroepen twee grote terreinen klaar voor bewoning. De bomen hoeven ze niet meer te kappen, dat gebeurde acht jaar geleden al, voor de opvang van een miljoen vluchtelingen uit Rwanda.
Mugunga ligt echter een eind van Goma weg en het is er volgens een vulkanoloog van de VN levensgevaarlijk. ”Mensen willen hier niet wonen, omdat ze zouden sterven aan de giftige CO2-gassen die uit de aarde ontsnappen,” zegt hij.
De grote uitbarsting in januari eiste uiteindelijk niet meer dan 150 levens en het gros daarvan kwam om bij de ontploffing van een tankstation, waar illegaal benzine werd getapt. Een eruptie is vooralsnog meer ongemak dan een levensbedreiging. Bijna niemand denkt eraan dat het gas dat tegelijkertijd vrijkomt op den duur veel gevaarlijker is.
Want voor getut hebben de Congolezen geen tijd. Ze moeten handelen, eten en vrijen. Ze overleven waar een westerling zou bezwijken.
Neem Yvonne Bushashire. Op de plek waar haar huis en winkeltje stonden heeft ze van golfplaten een fraaie kraam geknutseld. Eigenlijk mogen de inwoners van Goma de lava nog niet bebouwen. Die is nog niet koud. Maar ze heeft geen keus.
”Zij moeten eten’,’ wijst ze op drie hoofdjes die in de kraam opduiken. Dus verbeurde ze het dekzeil dat ze kreeg van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR en kocht er haar waar van. Haar aanbod: korrelzeep, lekke Bic-pennen, tijgerbalsem en rode bonbons per stuk. De speciale aanbieding bungelt boven de toonbank: een net met drie tennisballen.