Dik twee maanden na de dood van Moammar Kadafi blikken Westerse landen tevreden terug op hun ‘humanitaire interventie’ in Libië. De dictator maakte plaats voor een overgangsregering, de olie kan weer stromen. Maar lang niet iedereen deelt in de vreugde. Zo heeft Kadafi’s val grote gevolgen voor Sahel-landen als Burkina Faso, Tsjaad, Niger en Mali. Daar laat ‘de Gids’ een spoor van goede werken na. En weduwen die zonder uitkering zitten.
Kadafi’s investeringsfondsen pompten zo’n 65 miljard dollar in uiteenlopende Afrikaanse landen. Libische oliedollars gingen in Afrikaanse landbouw, visserij, toerisme, telecom, industrie, transport en het bankwezen. Laaico, een van die investeringsfondsen, bouwde 23 hotels in 15 landen waaronder Congo, Zuid-Afrika, Tanzania, Kenia, Rwanda, Ghana en Gambia. Ook heeft het fonds 75 procent van het Zambiaanse Zamtel in handen en 60 procent van Tchad Telecom.
Guinee schonk hij staatstelevisie, studiebeurzen, wapenarsenaal en hij schrapte de staatsschuld van 24 miljoen dollar. De regering van Niger had veel aan Kadafi te danken. Vorig jaar alleen al kondigde Libië aan 100 miljoen dollar in Niger te zullen investeren. Maar geen land dat zo veel kreeg als Mali.
“Ik ben Malinees”, zei de Libische leider, en de Malinezen hielden van Kadafi als van een vader. Hij gaf Mali de vooruitgang die de eigen president ze onthield. Kadafi bracht Mali televisie, in 1984, en bijna iedere Malinees weet het nog. Kadafi legde wegen en kanalen aan, bouwde moskeeën, arabische scholen, islamitische culturele centra en gaf weduwen en wezen een uitkering.
De hoofdstad Bamako is de moderniteit ingeloodst. Ze kreeg een nieuwe brug over de rivier de Niger, een vierbaans Avenue 2000 en een skyline met de kroon op Kadafi’s goedgevigheid: een fonkelnieuwe Cité Administrative – een wijk voor alle ministeries. Wie tien jaar niet in Bamako kwam, kent de stad niet meer terug.
Voor de negatieve uitwerking van Kadafi’s val houdt het Westen zich blind, vinden veel Malinezen. “Het is maar goed dat jullie geen Fransen, Britten of Amerikanen zijn”, zei de man die voorging door de nieuwe moskee van Bamako – een cadeautje uit Tripoli. “We zouden jullie hebben weggejaagd.” Naar schatting honderden imams, leraren en weduwen zitten zonder inkomen.
In september 2010 vierde Mali 50 jaar onafhankelijkheid. Alsof hij het land persoonlijk van de Fransen had bevrijd, betaalde Muammar Kadafi het volksfeest. Met veel fanfare opende hij de goudgele Cité. De zetel van de macht kreeg kantelen op het dak en een boulevard omzoomd door palmen. In ruil voor de 80 miljoen euro die Kadafi aan het regeringscentrum spendeerde, kwam zijn naam in goud op de gevel.
Dat plakkaat is onlangs van de muur gehaald. De president van Mali, Amadou Toumani Touré, zegt sindsdien dat de 80 miljoen euro een lening was. Ook hangt de foto van Kadafi niet meer in elke marktkraam, taxi, winkel en bar. In de centrale hal van het Islamitisch Cultureel Centrum van Bamako is naast de levensgrote portretten van de Sheikh van de Verenigde Arabische Emiraten en de president van Mali een lege plek. De lijst staat door stof en vuil op de muur getekend.
Als gevolg van Kadafi’s ondergang ligt op 70 kilometer van Ségou een dood kanaal. Veertig kilometer lang en 100 meter breed is dit het grootste irrigatiekanaal van West-Afrika. Minder dan een jaar geleden stroomde het vol. Richting zijn stompe eind kleurt het water lichtgevend groen.
Op de trappen naar het water wassen naakte meisjes hun omslagdoeken. Verder wordt dit Malibya-kanaal nergens voor gebruikt. Het is gegraven om 100 duizend hectare rijstvelden te bewateren. De vertakkingen van het kanaal ontbreken en waar rijst moet groeien staan stekelige struiken in rode aarde. Sinds maart dit jaar liggen alle investeringen van Malibya stil – de hotels in Bamako inbegrepen. Malibya was een van de investeringsmaatschappij van de familie Kadafi.
Over Malibya’s rijstproject zijn niet alle Malinezen even lovend. Er zijn er die menen dat Kadafi hier rijst had willen verbouwen voor hongerige Malinezen – Mali is volgens de Wereldbank het 15e armste land ter wereld. De meesten zeggen dat het graan was bestemd voor de Libiërs. Die moeten meer monden voeden dan ze vruchtbare grond hebben. Maar boos zijn de Malinezen vooral over de brute manier waarop een buitenlandse investeerder zich hun grond toeëigende. Deze Malibya investering wordt door boerenorganisaties, internationale ngo’s en onderzoeksinstituten gebruikt als toonbeeld van landjepik, landgrabbing.
Het gros van de Malinezen maakt zich hier niet zo druk over. Het Malibya-kanaal is vooralsnog een dure waterweg die het land zelf nooit kan aanleggen, zegt Giles Kone. Kone, die zich voorstelt als “veearts en kapitalist”, noemt de dood van Kadafi “een groot verlies voor Mali”. Twee jaar geleden zette de Libische leider hier een omvangrijk programma op voor de veehouderij; Mali is een land met veel (nomadische) veehouders en miljoenen koeien. Kadafi betaalde 9 miljoen vaccins. De veeartsen kregen terreinwagens, motoren en laarzen.
Op de middelbare landbouwscholen van Giles Kone, worden verhitte gesprekken gevoerd over de dood van hun weldoener. “Professoren zeggen: “Wat denkt het Westen wel niet?” En: “Wie gaat nu betalen voor de moskee, de koranscholen en voor nieuwe vaccins?””
Op een andere school, de École Franco-Arabe ‘Salaam’ in Ségou, vertelt meneer Diawenta hoe hij al maanden wordt aangeklampt door docenten die sinds maart wachten op hun loon. Diawenta, leraar Arabisch op deze door Kadafi gestichte school, reist eens per maand naar Bamako. Dan haalt hij bij de Libiërs salaris voor 76 docenten in zijn district. De laatste 7 maanden ging hij voor niks. “Midden in de nacht bellen ze om te vragen waar hun geld blijft.”
De kans is groot dat de Libische overgangsregering aanspraak maakt op Kadafi’s investeringen. Vorige week kwam de Libische minister van Buitenlandse Zaken naar Mali om te praten over al het Libisch kapitaal in hotels, kantoren, kanalen, akkers en wegen. Of de ‘goede werken’, de giften, schenkingen, schuldkwijtscheldingen en uitkeringen ook doorgaan, is minder waarschijnlijk.
Tussen Mali en Kadafi bestond immers een speciale band, vertellen alle Malinezen. Zijn liefde voor Mali dateert uit de voege jaren zeventig. Toen was Libië armer dan Mali. De kersverse kolonel-leider vroeg in 1971 omringende landen om steun. Nergens werd zo ruimhartig gegeven als in Mali. Alle kinderen namen een muntje van 25 Franc mee naar school, voor Libië. Het geld ging met grote trucks vol etenswaar door de woestijn naar Libië. Giles Kone: “Kadafi is die vrijgevigheid nooit vergeten.”
Jaren later, toen hij soldaten en gastarbeiders nodig had, kwam de kolonel weer naar Noord-Mali. Kadafi voelde zich als zoon van een Bedoeïenenfamilie nauw verwant aan de Toeareg in de Sahara. Hij heeft altijd de woestijnnomaden in Algerije, Burkina Fasio, Niger en Mali gesteund. Hij financierde de opstand door Toeareg-rebellen tegen de regeringen in Niger en Mali. In beide landen leidde dat tot burgeroorlogen.
Tienduizenden Malinese Toearegs – precieze cijfers zijn er niet – werkten vele jaren in Libië, als gastarbeider of huursoldaat. Die naar schatting 45 duizend jonge mannen zijn het afgelopen half jaar teruggekeerd, de soldaten met volledige bewapening. Allemaal werkloos.
De terugkeer van de jonge mannen verstoort de fragiele machtsbalans tussen rivaliserende Toeareg-clans, vertelt een Westerse veiligheidsadvieur in Bamako. Bovendien dagen de gewapende jongeren de macht van de traditionele leiders uit, wat tot instabiliteit leidt.
De illegale economie van de Sahara bloeit als nooit tevoren. Misdaad neemt in ernst toe, de winst stijgt navenant. Smokkel van cocaïne, mensen en wapens is de belangrijkste inkomstenbron in een zandbak zonder werk. Voor al die waar is dit de meest gebruikte route van Afrika naar Europa. In de oneindigheid van de Noord-Malinese Sahara houdt bovendien al-Qaeda in de Islamitische Maghreb (AQIM) zich schuil. Het Malinese leger is te zwak om iets tegen de zwaarbewapende en goedgetrainde schurken te doen. Eind november werden in Noord-Mali 6 Europeanen ontvoerd, onder wie een 51-jarige NS-machinist.
Als gevolg verliest Mali nu zijn derde exportproduct. Alleen goud en katoen brengen meer harde valuta binnen dan toerisme. Nadat in januari twee Fransen werden ontvoerd, zei Nicholas Sarkozy al dat geen Fransman meer naar Mali mocht. Nu in de karavaanstad Timboektoe Europeanen zijn ontvoerd, komen er geen toeristen meer. Ook Djenné, met zijn roodlemen moskee, heet gevaarlijk gebied.
De Westerse mogendheden mogen dan Libië hebben helpen bevrijden, Mali en omringende landen zitten met collateral damage, met onbedoelde schade. Kadafi’s charitas verviel en daarmee talloze inkomens. De Sahara herbergt duizenden gefrustreerde mannen met wapens. De veiligheidsadviseur: “Die laten zich niet met een Westers ontwikkelingsproject omscholen tot loodgieter.”