Congo wordt gespleten door buurlanden, rebellen en bandieten. Het ontredderde Kisangani, een stad waar diamanten met een schepje kunnen worden opgegraven, vormt een absurd decor. Een VN-vredesmacht gaat het land demilitariseren. maar of dat zal lukken? ‘Deze mensen willen geen vrede.’
Bijna alle pubers met geweren zijn de stad uitgestuurd. In het kantoor van de veiligheidsdienst van Kisangani zit er nog één. Alles aan het joch is te groot; de pet in camouflageprint is tot het laatste gaatje aangetrokken, zijn ogen bollen in het benige gezicht en de kistjes bungelen aan zijn benen. Toch weet hij hoe zijn uniform te dragen, hij weet hoe hij nonchalant een wapen op schoot moet houden, zodat je misschien niet ziet dat deze man op wacht pas dertien is.
De Verenigde Naties zien niet graag kindsoldaten. De Congolezen evenmin. Zij zijn bang van de jongens die hun schroom om te doden zouden zijn kwijtgeraakt. Toen de VN-troepen aankwamen in Kisangani, moesten de kindsoldaten buiten het zicht van Unicef en VN’s militaire waarnemers, de jungle in.
Volwassen soldaten, van de Rassemblement Congolais pour la Démocratie (RCD), daar wemelt het van in Kisangani. Deze door Rwanda gesteunde rebellen van RCD-Goma voeren sinds 1998 strijd tegen de regering van Kinshasa. Ze hebben eenderde van Congo in handen. Maar als het aan de internationale gemeenschap ligt, niet meer voor lang. Een VN-missie (Monuc) is neergestreken voor de demilitarisering van Kisangani en het achterland.
De bevolking van Kisangani bidt dat Monuc in die opzet slaagt. Vier jaar oorlog heeft hen en hun stad aan de afgrond gebracht. Maar de net beëindigde vredesbesprekingen, die zeven weken duurden, hebben geen overeenstemming tussen Kinshasa en RCD-Goma gebracht. Veertien dagen geleden was Kisangani alweer het toneel van gevechten.
Dat doet aan de opdracht van de VN niks af, zegt een leidinggevende vredessoldaat. Alleen: wat kunnen de VN doen als de rebellen van demilitariseren weinig willen weten? Voor het gebruik van geweld heeft Monuc geen mandaat. Demilitarisering en ontwapening moeten het hier van vrijwillige medewerking hebben.
Goud en diamant
Vanuit Kinshasa was het vroeger drie weken varen. Dwars door ondoordringbaar evenaarswoud, over de rivier de Congo, die bruin en toch majestueus is. Het is de tocht die Joseph Conrad zijn verteller Marlow met een stoomboot in Heart of Darkness liet maken: duizenden kilometers stroomopwaarts naar het hart van Afrika. Maar sinds 1998, sinds de Democratische Republiek Congo is verscheurd door een oorlog tussen buurlanden, inlandse rebellen, buitenlandse rebellen, andersoortige milities en bandietenbendes, worden boten op de Congo beschoten, beroofd of tot zinken gebracht. Alleen via de lucht komt men in Kisangani.
Op breedtegraad nul ligt Kisangani: stad van goud en diamant. De grond is er gevuld met kostbaar metaal en edelstenen die zo dicht aan de oppervlakte liggen dat de diamanten zich met een schepje laten opgraven. Daarmee zou dit één van de rijkste gebieden van Afrika kunnen zijn. Toch is het volk van Kisangani weinig fortuinlijk. In plaats van rijkdom en welvaart is er ondervoeding, onderdrukking, geweld en veel en vaak de dood.
Vier jaar bezetting maakte Kisangani tot een absurd decor: in de derde stad van het land zit iedereen achter op de toleka, een fietstaxi die wordt voortgetrapt door de onderwijzer, de loodgieter of de muzikant. Voor auto’s en benzine is geen geld, want de laatste salarissen werden drie jaar geleden uitbetaald. Stroom en stromend water zijn er slechts een paar uur per dag beschikbaar, telefoon en post al jaren niet meer. Winkels staan leeg, kerken zitten vol. De jungle kruipt de stad binnen en gestudeerde mannen bezweren heksen. De enige handelswaar in Kisangani zijn stenen; de diamanthuizen die edelstenen aankopen overschreeuwen elkaar.
Het leven was zwaar onder despoot Mobutu Sese Seko. Maar de ontreddering, de honger en de armoede van de afgelopen jaren zouden vele malen erger zijn. Dat de Congolezen nog eens zouden terugverlangen naar de man met zijn muts van luipaardvel had niemand voor mogelijk gehouden.
Mobutu was een schurk, maar in tegenstelling tot de schurk van vandaag was hij van Congolese bodem, zegt Raymond Mokeni Ekopi Kane. ‘Van Mobutu’s zelfverrijking kreeg de bevolking tenminste nog een kruimel mee.’ Ekopi Kane is niet alleen zakenman, hij is meer dan op één visitekaartje kan: bankier, voorzitter van de Kamer van Koophandel, manager van een hulporganisatie die schoolkinderen gratis ontbijt geeft, oprichter van een politieke partij en uitgever van een onafhankelijk krantje.
Praten over politiek is gevaarlijk in een stad met een bezetter. Maar zelfcensuur, deze Ekopi Kane is er de man niet naar. ‘Wat werkt in Kisangani wél? De illegaliteit. Chaos, dat doet het goed. Er zijn individuen die profiteren van de wanorde; van de sociale, de politieke en de economische verwoesting. Deze mensen hebben geen baat bij het herstel van de rechtsorde.’
Al wat van waarde is, gaat volgens Ekopi Kane het land uit. ‘Edelstenen, belastingen, winst, het verdwijnt allemaal in militaire vliegtuigen naar Uganda en Rwanda.’ Wat Kisangani binnenkomt, komt door de lucht en is onbetaalbaar. Ekopi Kane: ‘De importeur betaalt geen invoerbelasting en verkoopt zijn waar vervolgens tegen absurd hoge prijzen.’
Hier kost 50 kilo cement 50 dollar. Geen wonder dat de sporen van de oorlog nergens zijn weggewerkt. Kisangani, eens een stad van stand met door de Belgen gebouwde villa’s in weelderig groen, is zwaargehavend. Geen huis of het heeft kogelgaten. Ruiten zijn gebroken. Met uitzondering van het terrein van de katholieke kerk en de diamanthuizen is nergens wat gerepareerd. Want wie kan zich hier een zak cement veroorloven?
Het waren de legers van Uganda en Rwanda die tot driemaal toe met zwaar geschut in Kisangani vochten. Inzet: Kisangani met zijn diamanten, maar ook: met de spoorlijn, twee luchthavens en natuurlijk de rivier. Duizenden burgers kwamen om. De oorlog die in Oost-Congo wordt uitgevochten, is ingewikkelder dan een kift die twee buurlanden op andermans grondgebied uitvechten. In totaal zes landen (Uganda, Rwanda, Burundi, Angola, Zimbabwe en Namibië) zitten met troepen in Congo. Ze bevechten elkaar, steunen elkaars vijanden en bekostigen hun oorlog door het illegaal uitvoeren van Congo’s natuurlijke rijkdommen.
Grofweg eenderde van Congo is in handen van aan Rwanda gelieerde rebellen (RCD-Goma), een ander deel is in handen van aan Uganda gelieerde rebellen (MLC en RCD-ML). Dan zijn er milities van allerlei pluimage; de bekendste zijn de gewelddadige Mai Mai, die ‘Water Water’ heten omdat vijandelijke kogels en speren als water langs hen af zouden glijden.
Negatieve krachten
Drie jaar geleden kwamen de Verenigde Naties met militaire waarnemers naar Congo. Zij zouden erop toezien dat de strijdende partijen zich houden aan het Lusaka-vredesakkoord uit 1999. In dat vredesakkoord staat dat buitenlandse troepen moeten vertrekken uit Congo. Ook voorzag het vredesakkoord in 45 dagen vredesbesprekingen: de Inter-Congolese Dialoog die afgelopen maand in Zuid-Afrika werd gehouden. Daar spraken de Congolese strijdende partijen over een nieuwe grondwet, over verkiezingen en over de vorming van een nationaal leger, met zowel rebellen als regeringstroepen. President Joseph Kabila gooide het er op een akkoordje met de door Uganda gesteunde rebellen. RCD-Goma wijst het vredesvoorstel af.
Onverstoorbaar bereidt Monuc de laatste en belangrijkste fase van de missie voor: ontwapening en demilitarisering. Vijfduizend vredessoldaten en zeshonderd ongewapende waarnemers zitten intussen in Congo.
Voor vrede in Congo ligt de sleutel bij de Rwandese spelers in het conflict, zegt een VN-medewerker die liever anoniem blijft. Drie gewapende partijen zijn verbonden aan Rwanda: RCD-Goma, het Rwandese leger en de zogeheten ‘negatieve krachten’ van het Armée pour la Libération de Rwanda (Alir).
Alir is een verzamelnaam voor Rwandese Hutu-milities met onder meer Interahamwe, troepen verantwoordelijk voor de genoci- de van 1994. De afgelopen zeven jaar voer-den de ‘negatieve krachten’ aanvallen uit op Rwanda. Daarop stuurde de Rwandese regering haar troepen naar Congo. Ze rukten op tot bijna in Kinshasa. Zo diep in Congo had niemand ooit ‘negatieve krachten’ gezien.
‘Rwanda heeft zich altijd verdedigd met het argument dat zijn leger in Congo moet blijven om Rwanda’s veiligheid te waarborgen,’ zegt de VN-medewerker. ‘Daarom is de enige oplossing de ontwapening van de milities van Alir. Omdat daarmee elk excuus om in Congo te blijven, komt te vervallen.’
De internationale gemeenschap richt nu al haar inspanningen op het ontwarren van deze knoop in het conflict. De Nederlandse minister Eveline Herfkens van Ontwikkelingssamenwerking bezocht enkele maanden geleden alle partijen in de Congo-oorlog en zegde voor demobilisatie en reïntegratie van gewapende troepen niet minder dan 100 miljoen dollar (110 miljoen euro) toe.
Geweldloos ontwapenen
Ontwapenen, daar komt geen geweld aan te pas, zegt Jean-Pierre Lola Kisanga, de woordvoerder van RCD-Goma in zijn kantoortje in Goma. Buiten is het droog. Binnen in het hoofdkwartier van de rebellen in Goma regent het. Het plafond sproeit als een douche, want op de eerste verdieping liet iemand een kraan lopen. Lola Kisanga: ‘De VN demilitariseren door over de radio op te roepen de wapens in te leveren en terug naar huis te gaan. Voor geweld hebben de VN geen mandaat.’
Dat komt, legt Dick Leurdijk van het Nederlandse instituut voor internationale betrekkingen Clingendael uit, omdat de Veiligheidsraad koos voor een peacekeeping-mandaat, en niet voor het afdwingen van vrede, peace-enforcement – ook al houdt niemand zich aan een staakt-het-vuren. Leurdijk: ‘Als een partij weigert te demobiliseren, heeft Monuc nauwelijks mogelijkheden die partijen tot de orde te roepen. Met andere woorden: onder uitzonderlijk moeilijke omstandigheden moeten de VN’ers opereren binnen zeer smalle marges.’
Geweldloos ontwapenen is geen zwaktebod, legt de VN-medewerker uit. ‘De afgelopen jaren is wel bewezen dat het anders toch niet werkt. Waarom zouden wij kunnen wat het Rwandese leger en RCD-Goma samen niet is gelukt?’ Lola Kisanga is het daarmee eens. ‘In Mozambique is het ontwapenen van de Renamo-rebellen toch net zo gegaan?’ Ook nu is er kans van slagen, meent de medewerker van de VN. De ‘negatieve krachten’ hebben laten weten dat duizenden van hen graag terugwillen naar Rwanda .
Voor die andere cruciale opdracht voor Monuc, demilitarisering van RCD-Goma, zijn de voortekenen minder gunstig. Ook al spreekt woordvoerder Lola Kisanga opwekkende woorden: ‘Wij streven naar vrede. Wij willen een nieuwe nationale regering, RCD zal als sociaal-democratische partij aan de verkiezingen deelnemen. Wij trekken ons leger uit Kisangani terug als de veiligheid van de bevolking is gegarandeerd.’
Monuc bespeurt weinig bereidwilligheid. ‘Het stationeren van troepen neemt veel tijd in beslag,’ zegt de VN-man. ‘De gouverneur van Kisangani houdt waar mogelijk de zaak op. Telkens als we overeenstemming bereiken met de autoriteiten in Goma, erkennen ze hier in Kisangani de afspraken niet.’
Tot nog toe gaat de VN-vredesoperatie langzaam, maar niettemin voorwaarts. De bevolking van Kisangani is dankbaar voor de aanwezigheid van de vredessoldaten, want met Monuc is het leven in de stad enigszins genormaliseerd – minder doden, weer enkele auto’s op de weg. Maar mochten de vredesbesprekingen mislukken en mocht het geweld weer oplaaien dan zijn de VN-militairen met hun schamele mandaat snel uitgerangeerd.
De kans op mislukking is volgens Dick Leurdijk ‘zeer reëel’. Deze VN-missie brengt waarschijnlijk geen vrede, zegt ook David Shearer, die als onderzoeker is verbonden aan het International Institute of Strategic Studies in Londen. ‘Het essentiële probleem is dat de VN-missie ervan uitgaat dat deze oorlog politieke motieven heeft en dat alle partijen vrede willen. In feite is de drijvende kracht achter deze oorlog een economische. Betrokken partijen en betrokken individuen maken gigantische winsten. Daarvoor hebben zij instabiliteit nodig – hetzij als dekmantel, hetzij om hun militaire aanwezigheid te rechtvaardigen. Deze mensen willen geen vrede.’