De Volkskrant, 18 okt 2008 door Hans Wansink
Het kost misschien wel een jaar of tien om van de gevolgen van de wereldwijde kredietcrisis te herstellen, schat Marcia Luyten. ‘Het ultra-kortetermijndenken dat aan de crisis ten grondslag ligt, heeft grote gevolgen op de lange termijn. Vergeleken met landen die wel in een langetermijnperspectief denken en investeren, zoals China, zullen we aan welvaart inboeten.’
Ze is journalist, econoom en cultuurhistorica. Ze woont in Kampala, de hoofdstad van Oeganda, en eerder woonde ze in Rwanda. De kredietcrisis is voor haar de perfecte illustratie van haar stelling dat de politiek, de cultuur en de economie in Nederland en in het Westen steeds meer Afrikaanse trekken krijgen. Fixatie op de korte termijn, in plaats van investeren in de lange termijn. Geïnstitutionaliseerd wantrouwen, in plaats van op soliditeit van de gezagsdragers gebaseerd vertrouwen. Een roofzuchtige elite, die zowel in de private als in de semi-publieke sfeer zijn zakken vult, in plaats van dat zij het goede voorbeeld geeft aan de bevolking. Luyten publiceerde er onlangs een even elegant als origineel essay over: Ziende blind in de sauna.
Het tweede hoofdstuk van dat boek heet ‘De parabel van het aandeel’. Luyten beschrijft de uitvinding van het aandeel door de Vereenigde Oostindische Compagnie, vierhonderd jaar geleden. Het revolutionaire van het aandeel was dat de aandeelhouder niet de eigenaar was van één heel schip, maar van een deel van tien handelsschepen. Als er een schip verging, wat regelmatig gebeurde, was de investeerder niet langer meteen al zijn geld kwijt. Bovendien was de aandeelhouder in de naamloze vennootschap alleen aansprakelijk voor zijn inleg, niet voor eventuele verliezen van het bedrijf. Zo kon voldoende kapitaal worden gemobiliseerd en werden risico’s gespreid. Het systeem was gebaseerd op vertrouwen en gericht op de lange termijn. Want het duurde minstens anderhalf jaar voordat het schip weer terug was uit de Oost.
Het ging heel lang goed met het systeem van de aandelen, dat een grote bijdrage leverde aan economische voorspoed. De aandeelhouder was als mede-eigenaar automatisch ook ondernemer – en dus betrokken bij het bedrijf. Maar sinds een jaar of vijfentwintig, stelt Luyten, ‘is het papiertje een eigen leven gaan leiden. De ondernemingen die het eigendom zijn van ontelbare aandeelhouders doen er steeds minder toe. De betekenis van het bedrijf wordt verengd tot koerswinst en dividend, de enige relevante coördinaten van de beurshandel.’
De aandeelhouder is vooral belegger geworden, die zijn behoefte onmiddellijk bevredigd wil zien en daardoor – op z’n Afrikaans – zijn kip opeet in plaats van geduldig op de eieren te wachten. Met de groeiende invloed van investeringsmaatschappijen en speculatieve beleggingsfondsen ondermijnt het aandeel nu het vertrouwen en het langetermijndenken waaruit het is voortgekomen.
Luyten: ‘De kredietcrisis maakt duidelijk dat er een rationaliteit is gaan werken die dit oorspronkelijke, welvaart scheppende systeem is gaan ondermijnen. Het toont de zelfdestructieve werking aan van een aandeelhouderskapitalisme dat in de ban is geraakt van winstbejag op de korte termijn en zelfverrijking. De crisis is veroorzaakt door een bankroof door bankjongens. Maar nog belangrijker is dat de crisis illus-treert dat vertrouwen niet langer duurzaam en vanzelfsprekend is, maar vluchtig.’
Over de mentaliteit die deze crisis heeft veroorzaakt, lees je weinig, vindt Luyten. ‘Waarom krijgt Fortis-topman Herman Verwilst, die wegens aantoonbaar falen is opgestapt, een vertrekpremie van ruim 5 miljoen euro? Onder Verwilst verloor de bank 45 procent van zijn beurswaarde. Ik heb niks tegen hoge salarissen, hoor. Maar hier is alle gevoel voor proportie en redelijkheid verdwenen. Ook zie je dat er geen enkele relatie meer is tussen fouten maken en daarvan de kosten dragen. De hysterische bedragen voor falende topmanagers laten dat zien. Maar eigenlijk ook de overheidsgarantie voor spaarders die net iets meer risico hebben genomen en hun geld hebben belegd bij Icesave. Het punt is: ze hebben niet het gevoel dat ze meer risico hebben genomen en dat blijkt nu te kloppen; de staat springt immers bij. Terwijl in een echt kapitalistisch systeem het risico een prijs heeft. Die is te vaak weggevallen.’
De fixatie op korte termijn in de aandeelhouderseconomie is volgens Luyten in allerlei domeinen van de samenleving doorgedrongen. ‘Je moet snel scoren. Of dat nou is met hoge beurskoersen of met de politieke polls van volgende week. Onwelgevallige boodschappen, over noodzakelijke investeringen die pas op langere termijn renderen, krijg je niet meer verkocht.’
Als voorbeeld noemt Luyten het energiebeleid. ‘Ook weer korte termijn: het vorige kabinet heeft bijna alle subsidies op duurzame energie stopgezet. Ja, het was per opgewekte kilowatt duurder dan fossiele energie. Zo komt het dat we qua technologie in windenergie onderaan bungelen, terwijl we daar leidend in waren.’
In Nederland speelde de burgerlijke middenklasse een heilzame rol in het handhaven van de publieke moraal die het leven in vrijheid mogelijk maakt zonder dat anderen in hun vrijheid belemmerd worden. Maar die rol wordt uitgehold. Luyten: ‘De burger wordt door de staat te veel als consument aangesproken. Goed als je een nieuw paspoort nodig hebt. Maar de ideologie van de burger als klant leidt tot problemen. De notie van publiek belang is ondergesneeuwd geraakt.
Die verwaarlozing wordt voorgeleefd door managers in een publieke- of semi-publieke functie. Het is vreselijk ondermijnend als die functionarissen zich niet meer door het publieke, maar door hun eigen belang laten leiden. Iedereen gaat denken: pakken wat je pakken kan, dat wordt voorgeleefd. Als je van die en die regeling geen gebruik maakt, ben je gek. De verzekering een beetje oplichten. Kinderopvang: schakel een tussenbureautje in om een vergoeding te krijgen voor het oppassen dat opa en oma toch wel zouden doen. Publiek geld stroomt gewoon naar die ouders. Het idee dat je daarmee de publieke zaak schaadt, komt bij de mensen niet op. Het moet weer hip en van deze tijd zijn, dat je je daarvan rekenschap geeft.’
Marcia Luyten noemt zich ‘vrijzinnig links liberaal’, maar dringt aan op morele herbewapening. ‘Links heeft zichzelf heel lang opgesloten in een ideologie van non-interventie. Je moest het individu vooral aan zichzelf overlaten. Maar willen we onze vrijheid en welvaart zeker stellen, dan is er geen andere weg dan nadenken over individuele karaktervorming.
‘Dat hebben we aan links-liberale zijde veertig jaar lang niet gedurfd. Kijken naar hoe het individu wordt gevormd, hoe de deugden worden ontwikkeld die de vrije samenleving schragen. Hoe mensen zich zo gedragen dat die vrije ruimte in stand blijft.
‘Ik doe dat met de grootst mogelijke huiver, omdat het domein geclaimd is door de conservatieven. Die laten zich te weinig gelegen liggen aan individuele vrijheid. Hun ideaal is een kleine, gesloten gemeenschap, de emancipatie van vrouwen is voor hen een vloek. Ik voel me buitengewoon oncomfortabel bij het conservatisme. Links moet nu de moed hebben zich de deugden toe te eigenen.’